nederlands aan elkaar of los uitleg

Aan elkaar of los.
Cursus 7 paragraaf 8.
Door Jelmer en Stijn.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

Aan elkaar of los.
Cursus 7 paragraaf 8.
Door Jelmer en Stijn.

Slide 1 - Diapositive

Aan elkaar.
*Samenstelling van 2 of 3 woorden.
 *Zelfstandige naamwoorden.
    Ruimtepak.
 *Werkwoorden.
    Rondfladderen.
 *Bijvoeglijke naamwoorden.
    Felrood.

Slide 2 - Diapositive

Aan elkaar.
*Getallen tot duizend(in letters).
 *Zeshonderdvijftig.
*Samenstellingen met honderd en duizend(in letters).
 *Vierhonderdduizend.
*Let op:
 *Bij getallen hoger dan duizend ( zoals miljoen ) schrijf je:
 * Zes miljoen.
 * Zes miljoen vierhonderdduizend.

Slide 3 - Diapositive

Aan elkaar.
*Combinaties van voorzetsels en bijwoord.
 *Ik zit er middenin.
*Let op: 
 *Volgt er na een voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord, staat het voorzetsel los.
    Ik zit midden in een verhuizing.

Slide 4 - Diapositive

Aan elkaar.
*Combinatie van 2 voorzetsels.
 *Mijn droge sokken zaten natuurlijk weer helemaal onderin.
 *Achterop de fiets. 
*Let op:
 *Volgt er na een voorzetsel een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord, staan de voorzetsels los.
 *Mijn droge sokken zaten natuurlijk weer helemaal onder in mijn rugzak.

Slide 5 - Diapositive

Aan elkaar.
*Voornaamwoordelijke bijwoorden; die bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel.
 *Hierbij, daarin of erboven.
*Let op:
 *Geldt niet voor voorzetsels die deel uitmaken van een samengesteld  woord.
  *Hoe laat komen wij daar aan.

Slide 6 - Diapositive

Hoe schrijf je dit:
A
Laptop tas
B
Laptoptas

Slide 7 - Quiz

Hoe schrijf je dit:
A
Rondlopen
B
Rond lopen

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je dit:
A
Vier miljoen
B
Viermiljoen

Slide 9 - Quiz

Hoe schrijf je dit:
A
Middenin de auto
B
Midden in de auto

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je dit:
A
Onderin
B
Onder in

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je dit:
A
Hier bij
B
Hierbij

Slide 12 - Quiz

EINDE

Slide 13 - Diapositive