wilhelmus

wilhelmus

Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van ....... bloed,

1. Engelsen
2. Duitsche
3. Duitsen
4. Hollandse

den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den ......

1. end
2. dood
3. bittere ende
4. doet

Een ...........
ben ik, vrij, onverveerd,

1. Koninklijk kind
2. Nederlander
3. Prinse van Oranje
4. Vaderlander

den Koning van Hispanje
heb ik altijd .......

1. gehaat
2. gemogen
3. geëerd
4. liefgehad

Mijn schild ende betrouwen
......., o God mijn Heer,

1. zijt Gij
2. zijt U
3. Vertrouwen U
4. Vertrouwen Gij

op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij .......

1. never the nooit niet
2. nooit niet nee
3. immer
4. nimmermeer

Dat ik doch ..... mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,

1. vroom
2. trouw
3. bewust
4. vrij

de ....... verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.

1. vijand
2. tirannie
3. gevaren
4. vroomheid

Oorlof mijn arme .....
die zijt in groten nood,

1. onderdanen
2. kinderen
3. schapen
4. leger

....... wil ik belijden
en Zijner groten macht,

1. Voor God
2. Voor U
3. Voor de koning
4. Voor willem

der hoogsten Majesteit,
heb moeten .....
in den gerechtigheid.

1. eren
2. obediëren
3. bevrijden
4. transpireren

Als een prins opgezeten
met mijner .......

1. macht
2. kracht
3. heireskracht
4. tiranie

Als David moeste vluchten
voor ...... den tiran,

1. Samuel
2. Sauel
3. Caspian
4. Hispanje