variatie in genotype

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

welkom

Ga rustig zitten

en pak je spullen er bij

lesdoel

1. je kunt benoemen dat elke van de ouders 50% van de chromosomen levert.

2. Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

wat gaan we doen?

herhaling/ nieuwe theorie

aan de slag

uitleg

huiswerk

lessonup vragen

chromosomen

menselijke cel 46 chromosomen

hoeveel chromosomen heeft een normale cel?

hoeveel chromosomen heeft een voorplantingscel?

aan de slag

opdracht 5 t/m 9

klaar?

lees blz 93

haarvormen

verandering in genotype

 mutaties: een beschadiging in het DNA.

mutant bijvoorbeeld albino

mutagene invloeden

aan de slag

5 t/m 9 blz 93

(vorige paragraaf)

opdracht 1 t/m 4

blz 99

Wat zijn mutagene stoffen?

1. Natuurlijke stoffen in voeding
2. Stoffen die het metabolisme kunnen beïnvloeden
3. Stoffen die het RNA kunnen veranderen
4. Stoffen die het DNA kunnen veranderen

Welke stoffen kunnen mutagene effecten hebben?

1. Water, zuurstof, stikstof
2. straling, rook, asbest
3. Vitamines, mineralen, aminozuren
4. Koolhydraten, eiwitten, vetten

Wat is een mutatie?

1. Een virusinfectie
2. Een ziekte
3. Een verandering in het DNA
4. Een genetische afwijking

Wat is een mutant?

1. Een mens met superkrachten
2. Een organisme met een verandering in het DNA
3. Een fictief personage
4. Een buitenaards wezen

Wat kan het gevolg zijn van een mutatie?

1. Een verandering in de weersomstandigheden
2. Een verandering in eigenschappen van een organisme
3. Een verbetering in gezondheid
4. Een vermindering van intelligentie

Wat is een voorbeeld van een genotype?

1. De set van alle genen in een organisme.
2. De positie van een organisme in de voedselketen.
3. Het aantal nakomelingen van een organisme.
4. Haarkleur, oogkleur of lengte.

Wat is een voorbeeld van een fenotype?

1. Haarkleur, oogkleur of lengte.
2. De positie van een organisme in de voedselketen.
3. De set van alle genen in een organisme.
4. Het aantal nakomelingen van een organisme.

Hoe worden genotype en fenotype beïnvloed?

1. Genotype en fenotype worden willekeurig beïnvloed.
2. Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door omgevingsfactoren.
3. Genotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en fenotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en omgevingsfactoren.
4. Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door voeding.

Kunnen genotype en fenotype hetzelfde zijn?

1. Ja, genotype en fenotype zijn altijd hetzelfde.
2. Het hangt af van het organisme.
3. Nee, genotype en fenotype zijn niet hetzelfde.
4. Het hangt af van de omgeving.

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?

1. Genotype en fenotype hebben geen enkele relatie.
2. Genotype en fenotype zijn hetzelfde.
3. Genotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme en fenotype is de set van alle genen.
4. Genotype is de set van alle genen en fenotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme.