Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 4
Samengestelde woorden
deel 2
Slide 1 - Diapositive
Herhaling hoofdstuk 3
Samengestelde woorden (gebruik de verlengingsregel als je twijfelt over t/d/p/b)
Samengestelde woorden met tussen-s: Als je twijfelt of je een s moet schrijven (Stationstraat/Stationsstraat?), verander dan het tweede woord in een woord dat niet met een s-klank begint (Stationslaan, dus Stationsstraat)
Slide 2 - Diapositive
Samengestelde woorden grondwoord + voor- of achtervoegsel
Er zijn ook samengestelde woorden die bestaan uit grondwoorden met voorvoegsels en/of achtervoegsels. Voorvoegsels en achtervoegsels zijn niet los een woord. Ze veranderen wel de betekenis van het grondwoord.
Stukjes die vóór het grondwoord staan, heten voorvoegsels: on-, ont-, be-, ver-, ge-, her-
Slide 3 - Diapositive
Voorbeeld: ongevoelig. Door het voorvoegsel on- betekent dit woord niet gevoelig.
Voorbeeld: gevoelloos. Door het achtervoegsel –loos betekent dit woord zonder gevoel.
Regel: Schrijf de grondwoorden en de voorvoegsels en/of achtervoegsels aan elkaar.
Slide 4 - Diapositive
Let op:
ALS het achtervoegsel met een klinker begint (-er, ig, ing)