Schrijfopdracht 9

Doelen:
Je leert hoe je kunt variëren in zinsbouw en zinslengte om een aantrekkelijke tekst te schrijven. 

Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je ze gebruikt om een opvallende tekst te schrijven. 

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Doelen:
Je leert hoe je kunt variëren in zinsbouw en zinslengte om een aantrekkelijke tekst te schrijven. 

Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe je ze gebruikt om een opvallende tekst te schrijven. 

Slide 1 - Diapositive

Verschillende manieren van schrijven

Slide 2 - Diapositive

Manieren van schrijven
In deze les behandelen we de verschillende manieren van schrijven: 
- met humor schrijven
- aantrekkelijk schrijven
- opvallend schrijven
- correct schrijven

Slide 3 - Diapositive

Humor

Slide 4 - Diapositive

Ironie
Ironie is niet altijd gemakkelijk herkenbaar.
 
In gesprekken hoor je het aan de toon waarop iemand de zin uitspreekt. Veelal wordt de zin een beetje overdreven uitgesproken: 'Ik heb zoooo'n zin in de Kerst'. 

In geschreven tekst is het lastig te zien of iets ironisch is bedoeld. Bij berichten in WhatsApp kun je dan een emoji gebruikten: namelijk de knipogende smiley. 



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Ironie
Het woord ironie komt van het Grieks. Eironia betekent: doen alsof je iets niet weet. 

Als je in een tekst ironie gebruikt, bedoel je het tegenovergestelde van wat je bedoelt. 
Bijvoorbeeld: 'Goh, wat is het lekker weer! (Terwijl het buiten heel hard regent). 

Slide 7 - Diapositive

Aantrekkelijk schrijven

Slide 8 - Diapositive

Wat wordt er, denk jij, bedoeld met 'aantrekkelijk schrijven?'

Slide 9 - Carte mentale

Vul de ontbrekende woorden in:

Een zin begint altijd met een ......1......... en eindigt met een .......2.....

Slide 10 - Question ouverte

Welke theorie hebben jullie moeten leren voor de grammaticatoets?

Slide 11 - Question ouverte

Aantrekkelijk schrijven
Heeft alles te maken met de grammaticatoets van afgelopen toetsweek.

Er zijn bepaalde eisen voor een zin, maar binnen een zin kun je eindeloos variëren (als je de regels maar volgt). Als je afwisselt in zinsbouw en zinslengte, wordt je tekst aantrekkelijker om te lezen. 


Slide 12 - Diapositive

Opvallend schrijven

Slide 13 - Diapositive

Opvallend schrijven
Met tekst kun je mensen vermaken of verleiden. Daarvoor is het belangrijk om opvallend te schrijven. 

Een belangrijk hulpmiddel zijn stijlfiguren waarmee je een tekst opvallend maakt en waarmee je een bepaald effect kunt bereiken. 


Slide 14 - Diapositive

Tegenstelling
Woorden met een tegengestelde betekenis vallen op. een tegenstelling noem je ook wel een antithese.

Voorbeelden: 
Vrienden steunen elkaar door dik en dun.
's Lands grootste kruidenier let op de kleintjes.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Paradox
Iets lijkt een tegenstelling te zijn, maar is het toch niet als je er goed naar kijkt. Een paradox noem je ook wel een schijnbare tegenstelling. 

Schrijven is de kunst van schrappen.
Hoe meer ik weet, hoe meer ik besef dat ik iets niet weet.


Slide 17 - Diapositive

Lezer aanspreken
Om te zorgen dat een lezer zich aangesproken voelt, kun je kiezen voor een retorische vraag. Dat is eigenlijk een vraag waar je geen antwoord op verwacht. 

Betalen met een acceptgirokaart, wie doet dat nog? (niemand, wanze zijn er bijna niet meer). 
Hoe kan ik nu wiskundesommen maken, als er voor het lokaal iemand met een kettingzaag bezig is. 




Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Overdrijven en afzwakken
Overdrijven (hyperbool): 
- Het duurt eeuwen voordat jij een keer luistert
- De mussen vallen van het dak van de hitte

Afzwakken (understatement): 
- Hij kan aardig tennissen (hij is een professioneel tennisser). 
- In de zomer is het in Sevilla wel wat aan de warme kant (het is er meestal 40 graden) 



Slide 20 - Diapositive

Herhalen en opsommen
Herhalen (repetitio): het herhalen van woorden of zinnen kan een tekst saai maken, maar kan er ook voor zorgen dat de lezer de boodschap beter onthoudt. Een letterlijke herhaling van woorden of een groep woorden, noem je een repetitio. 

Voorbeelden:
Om een marathon te lopen moet je trainen, trainen, trainen. 
Ik wil het, ik wil het, ik wil het 

Slide 21 - Diapositive

Opsommen (drieslag).
Een opsomming van drie verschillende elementen noem je een drieslag. Je kunt een drieslag in allerlei verschillende soorten teksten tegenkomen.

Voorbeelden:
Ik voelde me ziek, zwak en misselijk.


Slide 22 - Diapositive

Aan de slag
Op classroom staat een opdracht, deze nemen we samen door en daarna kan je aan de slag. Je schrijft de opdracht in je schrift. 

Slide 23 - Diapositive