Ontwerp een instructie van minimaal 2 en maximaal 3 minuten waarin je uitlegt hoe je de volgende vormen van die werkwoorden schrijft: ik-vorm tt / hij-vorm vt / vdw
Zorg voor een duidelijke uitleg
Gebruik het bord
Werk samen!
Slide 8 - Diapositive
Programma + lesdoelen les 2
Fictie (40 min):
Je maakt kennis met verschillende stijlfiguren
Spelling: (40 min):
We doen een 2e nulmeting om te kijken of je de werkwoordspelling goed begrijpt.
Je leert het bijvoeglijknaamwoord te spellen
Slide 9 - Diapositive
FICTIE
Slide 10 - Diapositive
Wat weet jij over stijlfiguren?
Slide 11 - Carte mentale
Opdracht in tweetallen
De volgende opdracht gaat over stijlfiguren.
In tweetallen krijg je een stijlfiguur toegewezen. Zoek op wat het stijlfiguur betekent en zoek er 2 goede voorbeelden bij (deze komen niet uit je boek).
Slide 12 - Diapositive
Opdracht in tweetallen (vervolg)
Je vormt met een ander tweetal met hetzelfde stijlfiguur een groepje. Klopt de uitleg van het andere duo? Zou je iets willen veranderen?
Uit ieder groepje wordt een tweetal gevraagd om voor de klas uit te leggen wat het stijlfiguur inhoudt. Je geeft de uitleg met de 2 gekozen voorbeelden. De klas maakt aantekeningen!
Slide 13 - Diapositive
Spelling
Slide 14 - Diapositive
tweede 0-meting
In de volgende dia staan 8 zinnen. Schrijf de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.
Noteer de antwoorden in je schrift.
Noteer na afloop welke fouten je hebt gemaakt in welke werkwoordsvorm.
Als je klaar bent, lees je in je leesboek
Slide 15 - Diapositive
0-meting
Dit is tijdens de laatste vergadering door het bestuur (verklaren).
Wij moesten wel (zuchten) toen het zo lang duurde.
Dat (gelden) nog steeds voor alle nieuwe aanbiedingen.
Vanavond (treden) deze bekende zanger hier op.
Ik heb veel geld in deze zaak (investeren).
Toen wij de radiatoren (ontluchten), werd het warmer in de kamer.
Toen wij het tafelkleed zagen (branden), gingen wij direct weg.
Mijn ouders (luchten) de slaapkamers vroeger iedere dag.
Slide 16 - Diapositive
Spelling bijvoeglijk naamwoord
Er zijn 3 soorten bijvoeglijke naamwoorden:
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
infinitief als bijvoeglijk naamwoord
In de volgende dia's worden bovenstaande bijvoeglijke naamwoorden uitgelegd met voorbeelden.
Slide 17 - Diapositive
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Dit bnw geeft aan waar iets van is gemaakt.
Voorbeeld: de houten kast de glazen deur de plastic zak
Regel:
Nieuwe stof: niet veranderen (plastic tas, polyester boot)
Wanneer het woordje 'te' voor het bijvoeglijk naamwoord staat, volgt de infinitief. Voorbeeld:
de tenemen beslissing.
het tekammen haar
de terepareren auto
Slide 20 - Diapositive
Oefenen en opdrachten maken
2 vwo: blz. 87 opdr 6 maken
blz. 88 theorie over hoofdletters en kleine letters. Neem de 1e en 2e kolom over in je schrift. Bedenk bij ieder opsommingsteken 2 eigen voorbeelden. Je mag internet gebruiken.
2 hv: blz 80 opdr 5 maken
blz. 82 theorie over hoofdletters en kleine letters. Neem de 1e en 2e kolom over in je schrift. Bedenk bij ieder opsommingsteken 2 eigen voorbeelden. Je mag internet gebruiken.