3kgt H3.2 Lineaire grafiek bij formule

Welkom
Paragraaf 3.2 Lineaire grafiek bij formule
Leg bladzijde 133 voor je open!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Paragraaf 3.2 Lineaire grafiek bij formule
Leg bladzijde 133 voor je open!

Slide 1 - Diapositive

Voorkennis
Wat weet je al?

Slide 2 - Diapositive

Schuif de grafieken naar de juiste plek. 1 grafiek kan je niet plaatsen!
Welke grafieken stijgt steeds langzamer
Welke grafiek stijgt steeds sneller?
Welke grafiek daalt steeds langzamer?
Welke grafiek stijgt steeds met dezelfde snelheid?

Slide 3 - Question de remorquage

Lesdoelen
  • Je leert wat het woord verband betekend
  • Je leert wat een variabele is
  • Je leert een formule met letters te maken
  • Je leert wat een richtingscoëfficiënt is
  • Je leert om een lineaire grafiek te tekenen

Slide 4 - Diapositive

Uitleg theorie

Slide 5 - Diapositive

4

Slide 6 - Vidéo

01:38
Wat zijn variabelen in een formule
A
getallen
B
woorden
C
letters
D
letters en getallen

Slide 7 - Quiz

02:31
Wat voor soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Periodieke grafiek
C
Rechte grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 8 - Quiz

02:30
Welk getal in de formule is de richtingscoëfficiënt?
Aantal kopieën = 35 + 5 x minuten
A
35
B
5
C
Aantal kopieën
D
Minuten

Slide 9 - Quiz

01:39
Welke eenheden zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 10 - Quiz

3.2 Lineaire grafiek bij een formule

De inkomsten van een vakkenvuller kun je berekenen met de volgende formule:



Dit noem je een woordformule (er staan woorden in)

Hierin zijn de woorden de variabelen.

Hier zijn de variabelen dus Inkomsten en tijd.

Daarbij horen eenheden. In dit geval euro en uren.


Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren

Slide 11 - Diapositive

3.2 Lineaire grafiek bij een formule


De woordformule kun je ook korter schrijven.

 Je gebruikt dat letters.

Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren

wordt dan

I = 4,50t

 


Slide 12 - Diapositive

3.2 Lineaire grafiek bij een formule

Vaak staat er onder de formule meer info:


K = 4,50 + 5,20a

K = kosten in euro                 de variabelen hier zijn K en a

a = aantal kilo                          de gebruikte eenheden euro en kilo


 

Slide 13 - Diapositive

3.2 Lineaire grafiek bij een formule
In een lineaire formule hebben we een begingetal (kan ook 0 zijn) en een richtingscoëfficiënt (afgekort r.c.). De r.c. wordt soms ook daalgetal of stijggetal genoemd.

Het begingetal is het vaste bedrag in de formule, 
de r.c. het getal voor de variabele.

Slide 14 - Diapositive

3.2 Lineaire grafiek bij een formule

K = 125 + 34t                   N = 24 - 6a                     T = 273 + 3,45b

begingetal = 125           begingetal = 24           begingetal = 273
r.c. (stijggetal) = 34      r.c. (daalgetal) = -6     r.c. (stijggetal) = 3,45

Slide 15 - Diapositive

3.2 Lineaire grafiek bij een formule
Om een grafiek te kunnen tekenen van een formule heb je minimaal 2 punten nodig. Meer mag natuurlijk ook!

Een grafiek kan een hoogste punt hebben. Dat is het maximum. 
Een grafiek kan een laagste punt hebben. Dat is het minimum.

Slide 16 - Diapositive

Enkele oefeningen...

Slide 17 - Diapositive

Hoe steiler de grafiek, hoe … het stijggetal.
A
Breder
B
Groter
C
Kleiner
D
Smaller

Slide 18 - Quiz

Twee formules:
A hoogte = 7,75 + 1,4 × tijd
B hoogte = 2,5 × tijd
Welke grafiek loopt het steilst?
A
Formule A
B
Formule B
C
Beide even stijl
D
Geen idee

Slide 19 - Quiz

Is de grafiek die bij de formule hoort een stijgende of een dalende grafiek?
Aantal flesjes = 40 - 6 x aantal weken
A
Stijgend
B
Geen van beide
C
Dalend
D
Ik kan het niet aflezen in de formule

Slide 20 - Quiz

Wat moet je altijd vermelden als je een assenstelsel tekent?
A
Titel, eenheid x-as, eenheid y-as
B
Helemaal niets
C
Titel en formule
D
De formule

Slide 21 - Quiz

Welke variabelen zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 22 - Quiz

Welke eenheden zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 23 - Quiz

Wat is de r.c. van de volgende formule:


K = 3,12 - 54a
A
-3,12
B
54
C
-54
D
3,12

Slide 24 - Quiz

Wat is het begingetal van de volgende formule:


B = 8,5t
A
8,5
B
kun je niet weten
C
1
D
0

Slide 25 - Quiz

Wat is de r.c. van de volgende formule:


K = 3,12 - a
A
-3,12
B
-1
C
?????
D
0

Slide 26 - Quiz

Een formule is een wiskundige berekening met variabelen.
Welke berekening hieronder is géén formule?
A
gewicht = 800 - 20p
B
inhoud = 50 - 5xp
C
lengte = 150 + 5 x 5
D
hoogte = 25xw

Slide 27 - Quiz

Wat is de verkorte formule voor:
Gewicht in kg = 35 + 2,5 x aantal weken

Slide 28 - Question ouverte

Simon werk 9 uur. Hoeveel verdient hij dan?
Formule : Loon in euro’s = 9 + 7 × aantal uren.

Slide 29 - Question ouverte

Huiswerk


Maak in de digitale leeromgeving 

van Getal & Ruimte: 


Opgave 9 t/m opgave 24




Succes!


Slide 30 - Diapositive

Wat vind je nog moeilijk aan deze les?

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive