Verkleinwoorden

Hoofdstuk 2, 5 en 6                                              2 mavo
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2, 5 en 6                                              2 mavo

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert verkleinwoorden goed spellen.

Slide 2 - Diapositive

Verkleinwoorden: de regels
- Zet er -je of -tje of -pje achter.  vierkantje, schoentje, bloempje
- eindigt het woord op een klinker, dan verdubbel je die:
    parapluutje, menuutje, omaatje, comiteetje, enz. 
    Let op! bij een i, krijgt het verkleinwoord -ie:  taxietje, bikinietje
- als het woord op een y eindigt, krijg je 'tje:  hobby'tje
- bij afkortingen krijgt het verkleinwoord -'je of 'tje. wc'tje, pc'tje
LET OP! koning - koninkje / stem - stemmetje / rage - ragetje

Slide 3 - Diapositive

Welk woord is juist geschreven?
A
tv-tje
B
menutje
C
appelpje
D
skietje

Slide 4 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
tekeningetje
B
leerlingtje
C
meningetje
D
ringentje

Slide 5 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
babytje
B
baby'tje
C
babietje
D
babie'tje

Slide 6 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
garagetje
B
tippetje
C
garageetje mannentje
D
liedtje

Slide 7 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
mavootje
B
mavoje
C
mavopje
D
mavo'tje

Slide 8 - Quiz

Schrijf de verkleinwoorden op:
hummel, museum, bikini, droom

Slide 9 - Question ouverte

Verkleinwoorden

Slide 10 - Diapositive

Schrijf de verkleinwoorden op:
verrassing, kozijn, blad, tosti

Slide 11 - Question ouverte

Hoe schrijf je het verkleinwoord van lampion?
A
lampionnetje
B
lampiontje
C
lampionetje
D
lampionnentje

Slide 12 - Quiz

Wat is het juiste verkleinwoord voor stem?
A
stempje
B
stemetje
C
stemmetje
D
stemmen

Slide 13 - Quiz

Wat is het goede verkleinwoord voor café?
A
cafétje
B
cafeetje
C
caféetje
D
cafeettje

Slide 14 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
(raadpleeg de regels)
de slager
A
de slagertje
B
het slagerje
C
het slaagertje
D
het slagertje

Slide 15 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
het spel
A
het speltje
B
het spelletje
C
het spelje
D
de speltje

Slide 16 - Quiz


😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage