huis, tegenstellingen en spreken

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Welkom

Planning

Spreken 

Luisteren -   

Pauze

Opdrachten

Einde

DIGLIN+

het bad

Waar staat het bad? 

de tafel

Waar staat de tafel? 

de stoel

Waar staat de stoel? 

de bank

Waar staat de bank?

de plant

Waar staat de plant?

de kast

Waar staat de kast?

het bed

Waar staat het bed?

het vloerkleed

Waar ligt het vloerkleed?

kamers van een huis

+

meubels

woonkamer

In de woonkamer staat een...

In de woonkamer hangt een...

de ochtend

In de ochtend word je wakker.

In de ochtend ga je jezelf wassen.

In de ochtend ga je jezelf aankleden.

In de ochtend eet je ontbijt.

de ochtend

meervoud: de ochtenden

Het eerste deel van de dag, tot twaalf uur .

Ook: de morgen

wanneer

in de ochtend

in de middag

in de avond

in de nacht

in de = 's

's ochtends               's avonds

's middags                's nachts

de middag

meervoud: de middagen

Het deel van de dag tussen de ochtend en de avond.

's avonds

• in/tijdens de avond
• dagdeel van 18.00 - 00.00 uur
• zin: Ik drink 's avonds altijd thee.
• zin: 's Avonds is het donker. 

's avonds (de avond)

18:00 uur tot 00:00 uur

's Avonds is het avondeten.

's nachts

• in de nacht
• van 0.00 - 7.00 uur
• zin: Ik droom 's nachts. 

dag

nacht

1. het bed
2. de bed
3. de bank
4. het bank

De man maakt schoon met de
........................................

1. bank
2. borstel
3. stofzuiger
4. dweil

de bank

1. 
2. 
3. 
4. 

1. de salontafel
2. de eettafel
3. de bank
4. het bed

Niet hoog, maar .........

1. dik
2. snel
3. laag
4. beneden

Niet dik, maar .....

1. mooi
2. groot
3. dun
4. klein

Niet groot, maar ......

1. klein
2. laag
3. lelijk
4. donker

dobbelsteen

1. lichaam

2. huis

3. school

4. tegenstelling

5. voorzetsel

6. klokkijken