A32 - Dienstag, den 30. März 2021

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel


Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden 
in het Duits maken.

Slide 2 - Diapositive

Regelmatige ww verleden tijd
Je neemt de stam van het werkwoord.
Bijvoorbeeld wohnen. Dat is dus wohn.
Na de stam komt er in elk geval -te achter

Slide 3 - Diapositive

regelmatig werkwoord verleden tijd
ich wohn-te
du wohn-test
er/sie/es/ wohn-te
wir wohn-ten
ihr wohn-tet
Sie/sie wohn-ten

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Het voltooid deelwoord / Perfekt
Net als in het Nederlands gebruik je de koppelwerkwoorden haben/sein om voltooid deelwoorden te maken.
Ich habe gewohnt. 

Slide 6 - Diapositive

Voltooid deelwoord/Perfekt
Hoofdregel
Voor de stam van het ww komt ge- en achter de stam -t.
Ich habe gewohnt

Slide 7 - Diapositive

Wat is de juiste vertaling van:
hij werkte
A
er arbeitete
B
er arbeitet
C
er arbeitetet
D
er arbeitetest

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
jullie woonden
A
ihr wohnt
B
ihr wohnte
C
ihr wohntet
D
ihr wohntete

Slide 9 - Quiz

Hoe vertaal je:
het kostte
A
es kostet
B
sie kostete
C
es kostete
D
es kostetet

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je:
wij leerden
A
wir lerneten
B
wir lernteten
C
wir lernen
D
wir lernten

Slide 11 - Quiz

Vul de verleden tijd in:
ich (baden)

Slide 12 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Sie (meinen)

Slide 13 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
er (reden)

Slide 14 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
du (hören)

Slide 15 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
ihr (antworten)

Slide 16 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
der Arzt (drücken)

Slide 17 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Herr Schmidt (machen)

Slide 18 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Opa und Oma (lachen)

Slide 19 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Meine Freundin (reden)

Slide 20 - Question ouverte

Aan het werk...
- Aufgabe 3, 4 und 7 Schritt 25
- Arbeitsbuch Seite 66-68
-Fertig? Aufgabe 2 und 8 Schritt 25

Slide 21 - Diapositive