Seksuele selectie vergroot naast de voortplantingskans ook de overlevingskans
A
waar
B
onwaar
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Seksuele selectie vergroot naast de voortplantingskans ook de overlevingskans
A
waar
B
onwaar
Slide 1 - Quiz
Casus Pauw Een mannelijke pauw heeft hele mooie veren om het vrouwtje mee te verleiden. Is dit handig voor de natuurlijke selectie Of is dit een product van seksuele selectie?
A
Natuurlijke selectie
B
Seksuele selectie
Slide 2 - Quiz
Bij welke van onderstaande samenlevingsvormen is de kans het grootst dat er co-evolutie plaatsvindt?
A
beide soorten hebben voordeel van elkaar
B
ene heeft voordeel, ander geen nadeel
C
de ene parasiteert de andere
D
de een is predator, de ander prooi
Slide 3 - Quiz
De verandering van allelfrequenties in een populatie noemen we:
A
evolutie
B
co-evolutie
C
micro-evolutie
D
macro-evolutie
Slide 4 - Quiz
Wat geeft meer verwantschap aan?
A
Homologe verwantschap
B
Analoge
verwantschap
Slide 5 - Quiz
A
analoge organen
B
rudimentaire organen
C
gemuteerde organen
D
homologe organen
Slide 6 - Quiz
p2 + 2pq + q2
Slide 7 - Diapositive
Resusfactor Bij de bepaling van bloedgroepen is er sprake van een resusfactor. Je bent resuspositief of resusnegatief. Mensen die resusnegatief zijn, hebben genotype dd. Resuspositieve mensen hebben het genotype DD of Dd. In Midden-Europa is de genfrequentie van d = 0,4.
Vul in welk percentage van de Midden-Europese bevolking resusnegatief is. Hierbij geldt de Hardy-Weinberg regel.
Slide 8 - Question ouverte
Het percentage van de Midden-Europese bevolking met genotype DD is %. Het percentage van de Midden-Europese bevolking met genotype Dd is %. DD= x , Dd= y
Slide 9 - Question ouverte
genetic drift bottleneck
Slide 10 - Diapositive
'Founder-effect' (geen natuurlijke selectie)
Slide 11 - Diapositive
Wat is genetic drift?
A
Invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie
B
Organismen best aangepast aan hun omgeving geven genen door
C
Verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allel frequenties optreden
D
Het ontstaan van meerdere soorten door geografische scheiding
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Allopatrische soortvorming
isolatie van twee populaties
genetische variatie
geen uitwisseling van genen meer
populaties groeien uit elkaar
uiteindelijk twee soorten (niet meer voortplanten)
Slide 14 - Diapositive
Sympatrische soortvorming
Ander baltsgedrag Ander paringsseizoen
Slide 15 - Diapositive
sympatrische soortvorming
cichliden in het victoriameer, Darwins hofvijver.
sexuele selectie
na het uitzetten van de victoriabaars, meer leeggerooft.