Lowan thema 1 De school werkwoorden
1 / 49
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Ik (pakken)
A
pak
B
pakk
C
paak
D
pakt
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Diapositive
Hij (wijzen)
A
wijs
B
wijst
C
wijzt
D
wijset
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Jij (lezen)
A
lezt
B
lest
C
leest
D
leezt
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Diapositive
Hij (leren)
A
leer
B
lert
C
leeret
D
leert
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Diapositive
wij (schrijven)
A
schrijfen
B
schrijvet
C
schrijven
D
schrijft
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Diapositive
Ik (tekenen)
Ik.....
Ik.....
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Diapositive
Jana (staan)
A
staan
B
staat
C
stat
D
staant
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Diapositive
De juf ..... (zitten)
Slide 35 - Question ouverte
Slide 36 - Diapositive
Jullie (kijken) naar de juf.
A
kijk
B
kijkt
C
kijken
D
kijket
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Diapositive
De leerling (praten) met de meester.
A
prat
B
praat
C
praten
D
pratet
Slide 39 - Quiz
Slide 40 - Diapositive
Ik (zijn) mooi.
A
zijn
B
zijnt
C
ben
D
is
Slide 41 - Quiz
Slide 42 - Diapositive
De juf en de meester (liggen)
A
liggen
B
ligt
C
liggt
D
ligen
Slide 43 - Quiz
Slide 44 - Diapositive
Zeggen.
ik........
ik........
Slide 45 - Question ouverte
Slide 46 - Diapositive
komen
jij ......
jij ......
Slide 47 - Question ouverte
Slide 48 - Diapositive
Ik .... de pen.
