HAVo 3 - Chapitre 2 - D (phrases-Clés)

Aujourd'hui
Herhalen persoonlijk vnw
Nakijken t/m ex. 14
Phrases-Clés (D) 
Faire: ex. 16, 17, 18
Les buts: 
- je kunt het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp
- je kunt vertellen over jezelf en over wat je met je zakgeld doet
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui
Herhalen persoonlijk vnw
Nakijken t/m ex. 14
Phrases-Clés (D) 
Faire: ex. 16, 17, 18
Les buts: 
- je kunt het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp
- je kunt vertellen over jezelf en over wat je met je zakgeld doet

Slide 1 - Diapositive

Vocabulaire A + B

Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp

Herkennen:
Zinsdeel begint met à / au / aux

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp
Vorm:

mij
jou
zijn/haar
ons
u/jullie
hun

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp
Vorm:

mij                     me / m'
jou                     te / t'
zijn/haar         lui
ons                    nous
u/jullie              vous
hun                    leur

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp
Plaats:

Slide 6 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp
Plaats:

  • voor de persoonsvorm
  • voor het hele werkwoord

Slide 7 - Diapositive

Oefenen
  1. Je donne la clé au concierge.
  2. Il pose une question au professeur.
  3. Il explique aux élèves. 
  4. Ma mère donne de l'argent à nous.

Slide 8 - Diapositive

Phrases-Clés
livre de texte 
page 25

Slide 9 - Diapositive

Interview
Bonjour, ça va?
Comment tu t’appelles?
Tu habites où?
Tu as quel âge?
Tu as des frères ou des sœurs ?
Tu reçois de l’argent de poche ?
Tu as un petit boulot ?
Que fais-tu de ton argent ?
Tu fais des économies ?
Qu’est-ce que tu as acheté récemment ?
Ça a coûté combien ?


Slide 10 - Diapositive