Meten en meetkunde

Omtrek, oppervlakte en inhoud

Domein: Meten en meetkunde

Lesdoel: Je kan complexe berekeningen maken met de omtrek, oppervlakte en inhoud van verschillende figuren
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Omtrek, oppervlakte en inhoud

Domein: Meten en meetkunde

Lesdoel: Je kan complexe berekeningen maken met de omtrek, oppervlakte en inhoud van verschillende figuren

Slide 1 - Diapositive

Wat moet je kunnen?
  • omtrek berekenen 
  • oppervlakte berekenen en rekenen met oppervlakte
  • inhoud berekenen en rekenen met inhoud

Slide 2 - Diapositive

Waar sta je op dit moment met het rekenen met omtrek, oppervlakte en inhoud?
A
B
C

Slide 3 - Quiz

Uitbreiding metriek stelsel

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Omtrek (m)
lengtes alle zijden optellen

voorbeeld:
omtrek = 5 + 6 + 8 + 3,5 + ? + ? 
                = 5 + 6 + 8 + 3,5 + 3 + 2,5 
                = 6 + 8 + 6 + 8 = 28 m

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Oppervlakte (m2)

Slide 9 - Diapositive

Even oefenen!

Slide 10 - Diapositive

Hoe bereken je de oppervlakte van een driehoek? (Tip: een driehoek is de helft van een rechthoek)
A
lengte x breedte
B
lengte van de zijdes optellen
C
(lengte x breedte) : 2
D
lengte + breedte

Slide 11 - Quiz

Hoe kom je aan het antwoord?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Inhoud

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Inhoud (m3)
Wat past erin?
Lengte x breedte x hoogte (diepte)
= oppervlakte x hoogte (diepte)

Slide 17 - Diapositive

Waar sta je op dit moment met het rekenen met omtrek, oppervlakte en inhoud?
A
B
C

Slide 18 - Quiz

Les 4: Samengestelde grootheden


Domein: meten en meetkunde

Lesdoel: Je kan complexe berekeningen maken met snelheid 

Slide 19 - Diapositive

Waar sta je op dit moment met het rekenen met snelheid?
A
B
C

Slide 20 - Quiz

km/uur en m/s

Slide 21 - Diapositive

Omrekenen km/uur en m/s

Slide 22 - Diapositive

Oefenen

Slide 23 - Diapositive

Je rijdt in de auto 36 km/uur. Hoeveel m/s rijdt je?
A
10 m/s
B
129,6 m/s
C
1 m/s
D
0,6 m/s

Slide 24 - Quiz

Hoe kom je bij het antwoord?

Slide 25 - Diapositive

Afstand, snelheid en tijd

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Deel 2

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Oefenen!

Slide 31 - Diapositive

De marathonloper liep de marathon met een snelheid van 21,156 km/uur.
Wat was zijn snelheid in m/s?
A
5,877 m/s
B
21,156 m/s
C
0,3526 m/s
D
76,16 m/s

Slide 32 - Quiz

Hoe kom je bij het antwoord?

Slide 33 - Diapositive

Je rijdt met de auto naar huis met een gemiddelde snelheid van 30 km/uur. Je bent 35 minuten onderweg. Hoeveel km heb je afgelegd?
A
35 km
B
30 km
C
17,5 km
D
12,5 km

Slide 34 - Quiz

Hoe kom je bij het antwoord?

Slide 35 - Diapositive

Waar sta je nu met het rekenen met snelheid?
A
B
C

Slide 36 - Quiz