Conjunctions

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1-3

Conjunctions

voegwoorden 

Introductie

Je gebruikt voegwoorden om zinnen of zinsdelen aan elkaar te plakken:

• She booked a ticket to Paris. She had always wanted to climb the Eiffel tower.
  
• She booked a ticket to Paris because she had always wanted to climb the Eiffel tower.
  

Voegwoorden: gebruik

Als je twee zinnen aan elkaar plakt, verandert de woordvolgorde niet (zoals in het Nederlands vaak wel):

He saved his money for a car because 

he wanted to buy a new one.

Hij spaarde voor een auto, omdat

hij een nieuwe wilde kopen.

Voegwoorden: functies

Voegwoorden geven het verband tussen de zinnen die ze verbinden aan. 

De meest gebruikte:

• gelijktijdigheid: as, while
• gevolg: so, so that, therefore
• keuze: or
• oorzaak: as, because, for, since
• opsomming: and
• tegenstelling: although, however, (even) though, whereas, but

as - zoals

while - hoewel / terwijl / zolang als

so that -  zodat

therefore - daarom / dus

or -  of

because -  omdat / vanwege / want

for - daar / aangezien / want

since -  sinds / aangezien

and - en

although - hoewel / ondanks dat

however - echter / daarentegen

even though - ondanks

whereas - hoewel / terwijl

but - maar

There are poor people ... there are those with money.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

You can work for us, ... you’ll get paid less.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

He needs help ... he doesn't understand maths.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

Guests can choose rock ... techno in this room.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

She was fixing the car ... he was doing the dishes.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

I'd like to see your ID, ... I can see if you're over 18.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

Vul zelf een voegwoord in.
I can't come tonight ... I am broke.

Vul zelf een voegwoord in.
She's good at English ... She can't spell 'beautiful'.

Vul zelf een voegwoord in.
Björn is called 'the Viking' ... he is small and thin.

Vul zelf een voegwoord in.
I'll finish this quickly ... I can join you for lunch.

Vul zelf een voegwoord in.
I reorganised the office ... you were away.

Vul zelf een voegwoord in.
He can make coffee ... spot weld like a pro.