Kapitel 3 Trabitour

Legenda
  • Theorie

Kapitel 3 
Feste und Familie
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Legenda
  • Theorie

Kapitel 3 
Feste und Familie

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
Deze lessen leer je:

  • de Duitse vraagwoorden
  • hoofdletters 
  • getallen 30 t/m 1000
  • Wörterliste A und B
  • haben und sein

Slide 2 - Diapositive

De kleuren geven aan:
  • Theorie
  • Oefening
  • Extra oefening
  • Uitdaging
  • Evaluatie

Slide 3 - Diapositive

Herhaling: Hoofdletters Duits
  • begin van een zin
  • bij eigennamen
  • bij aardrijkskundige namen
  • bij het persoonlijke voornaamwoord 'u'
  • bij ALLE zelfstandige naamwoorden                 

Slide 4 - Diapositive




hallo peter wie het es? wohnt er noch in bremen? ich habe blumen für ihn.

Schrijf alle woorden van de zinnen met hoofdletter op volgorde op.


Slide 5 - Question ouverte

              Vraagwoorden 
De vraagwoorden Duits zijn te oefenen in opdracht 6, Kapitel 3
Leer de woorden uit je hoofd!       


Lukt het ? Oefen met je buurvrouw/buurman

Slide 6 - Diapositive

Telwoorden

De telwoorden oefenen op Seite 76, Aufgabe 12 und 13



Kom met de antwoorden naar mij toe.

Slide 7 - Diapositive

Noem 9 Duitse vraagwoorden en controleer daarna je antwoord.

Slide 8 - Question ouverte

timer
1:00
Start de timer en neem even 1 minuut pauze.

Slide 9 - Diapositive

Opdrachten uit het tekstboek
Seite 72, Aufgabe 6a
Daarna lees en maak Aufgabe 7a,b en c 

Nakijken?
Loop even bij  me langs. Dan controleer ik of je alles af hebt en kan je het werk zelf nakijken.

Slide 10 - Diapositive

Lesen und schreiben
  1. Lees Aufgabe 9 in het werkboek en beantwoord de vragen
  2. Maak Aufgabe 10, gebruik hierbij de tekst van Aufgabe 9!
Nakijken?
Loop even bij  me langs. Dan controleer ik of je alles af hebt en kan je het werk zelf nakijken.

Slide 11 - Diapositive

Sleep de woorden bij mannelijk, vrouwelijk of onzijdig!
Vrouwelijk
Mannelijk
Onzijdig
Die Frau
der Mann
die Oma
die Tante
das Mädchen
Der Bruder 
das Kind
Der Onkel

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep de juiste getallen bij elkaar
dreißig
tausend
sechzehn
fünfundvierzig
siebzehn
achtundachzig
fünfzig
sechzig
30
1000
16
88
45
17
50
60

Slide 13 - Question de remorquage

          Grammatik: persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Diapositive

Noem alle Duitse persoonlijke voornaamwoorden die je geleerd hebt

Slide 15 - Question ouverte

du
Sie
Er
Ich
.......habe eine Schwester.(ik)
Wann hast............Ferien?(jij)
.........wohnt in Hamburg. (hij)
kommen .........heute? (u)

Slide 16 - Question de remorquage

timer
1:00
Start de timer en neem even 1 minuut pauze.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

           Oefenen met het werkwoord haben

Lees in het werkboek Aufgabe 31a, Seite 88 und mache Aufgabe 31b.

Vragen?
Lukt het niet met de opdracht kom naar mij!

Slide 19 - Diapositive

het werkwoord haben
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 20 - Question de remorquage

Pauze
Pauze

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

                  

 Oefenen met het werkwoord 'sein'

Lees in het werkboek op Seite 93, Aufgabe 40a.

Maak  daarna Aufgabe 40b.


Frage?
Lukt het niet of heb je een vraag? Kom naar mij toe.

Slide 23 - Diapositive

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 24 - Question de remorquage

Nu gaan we aan de slag met 'haben' en 'sein'!

Ben je er klaar voor?......



Slide 25 - Diapositive

Herr Meier (haben)……...gegessen.
A
haben
B
habe
C
hat
D
hast

Slide 26 - Quiz

Marion und Tim (zijn)…………nach Hause gegangen.
A
sein
B
ist
C
sind
D
bist

Slide 27 - Quiz

Wir (haben)…….geschwommen und (sein)…….nach Hause gelaufen.
A
hat/sein
B
haben/ist
C
haben/sind
D
hast/sind

Slide 28 - Quiz

Du (haben)…….Ferien, ich noch nicht.
A
hat
B
hast
C
habe
D
haben

Slide 29 - Quiz

Du (sein)lieb, du(haben)mir ein Geschenk gegeben.
A
bist/hat
B
sein/haben
C
ist/hast
D
bist/hast

Slide 30 - Quiz

Evaluatie:
Wat heb je geleerd?

Slide 31 - Question ouverte

Evaluatie:
Wat ging er goed?

Slide 32 - Question ouverte

Evaluatie:
Wat ging niet zo goed en vind je nog moeilijk?

Slide 33 - Question ouverte

Reflectie:
Waar ga je nog aan werken om je goed voor te bereiden op de toets en hoe ga je dit doen?

Slide 34 - Question ouverte

Ende / Einde

Slide 35 - Diapositive