17.6-17.9 Ordening

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken

Slide 1 - Diapositive

17.6 Doel
Je kunt in een stamboom de mate van verwantschap tussen soorten aflezen


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke uitspraak is juist?
A
de mens is nauwer verwant met de kat dan met de vogels
B
de mens is net zo verwant aan de kat dan aan de vogel
C
de vogel is net zo verwant aan de reptielen dan aan de vis

Slide 5 - Quiz

Zijn de volgende uitspraken waar of niet waar

1. Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium.

2. De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.

Slide 6 - Diapositive

Zijn de volgende uitspraken waar/niet waar?
A
1 = waar 2 = waar
B
1 = waar 2 = niet waar
C
1 = niet waar 2 = waar
D
1 = niet waar 2 = niet waar

Slide 7 - Quiz


Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit ‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden.

Hoeveel groepen olifantachtigen kwamen er voor in het begin van het Plioceen volgens de stamboom?

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel groepen olifantachtigen kwamen er voor in het begin van het Plioceen volgens de stamboom?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

17.8 en 17.9 Leerdoelen
Je kunt op basis van celkenmerken cellen van verschillende rijken van elkaar onderscheiden en aangeven of ze prokaryoot/eukaryoot zijn.

Je kent de levenscyclus van virussen

H5. Je kunt van de verschillende rijken aangeven of de meest soorten binnen het rijk autotroof of heterotroof zijn en welke rol ze in een ecosysteem vervullen (producent, consument, reducent)


Slide 11 - Diapositive

Autotroof / heterotroof
Autotroof: een organisme kan zijn eigen organische moleculen maken.
Heterotroof: een organisme kan niet zijn eigen organische moleculen maken. 






Slide 12 - Diapositive

Wat was het verschil tussen organisch en anorganisch?

Slide 13 - Question ouverte

Benoem de vier rijken waarin organismen in te delen zijn.

Slide 14 - Question ouverte

Welke twee rijken zijn (deels) autotroof? (zie binas 78)

Slide 15 - Question ouverte

Planten en bepaalde bacteriën gebruiken lichtenergie om zelf chemische energie te maken. Dit proces heet fotosynthese. Sommige bacteriën maken hun eigen organische molecule door chemosynthese van anorganische moleculen zoals NO3. Welke bron van energie wordt dan gebruikt?
A
Chemische energie
B
Warmte energie
C
Elektrische energie

Slide 16 - Quiz

Welke celkenmerken komen voor bij de cellen van een plant?
A
Celwand en bladgroenkorrels
B
Celwand, celkern en bladgroenkorrels
C
Celkern en bladgroenkorrels
D
Celwand en celkern

Slide 17 - Quiz

Welke celkenmerken komen voor bij de cellen van een dier?
A
Celwand en celkern
B
Bladgroenkorrels, celwand en celkern
C
Celwand
D
Celkern

Slide 18 - Quiz

Eukaryoot vs. prokaryoot

Slide 19 - Diapositive

Bekijk binastabel 78. Welk rijk is prokaryoot?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Virussen

Slide 20 - Quiz

Hoe zie je het verschil tussen een prokaryoot en een eukaryoot onder de microscoop?

Slide 21 - Question ouverte

Virussen
Kapseltje met DNA of RNA

corona: enkelstrengs RNA

vergelijkbaar met mRNA

levende organismen?

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Virus levenscyclus
  1. Contact maken met gastheercel
  2. Erfelijk materiaal inbrengen
  3. Cel gebruiken om te vermenigvuldigen
  4. Nieuwe deeltjes infecteren nieuwe cellen

Slide 25 - Diapositive

Evolutie?
Hoe kan een virus evolueren?

waarom gaat dat zo snel?

met vaccinatiebewijs direct weer normaal leven?

Slide 26 - Diapositive

Leg uit hoe in een samenleving met gevaccineerde en niet gevaccineerde mensen een variant kan ontstaan waartegen het vaccin niet beschermt.
Begrippen: variatie, vermenigvuldiging.

Slide 27 - Question ouverte

Huiswerk
Alle vragen van 17.7

Slide 28 - Diapositive