Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Bonjour & bienvenue!
Slide 1 - Diapositive
Een leerdoel van vandaag:
- Je herhaalt alle grammatica van leerjaar 2
Slide 2 - Diapositive
Frans: nu 5e taal van de wereld
Slide 3 - Diapositive
0
Slide 4 - Vidéo
Frans in de wereld
Het Frans in 2050
Volgens de organisatie van Franssprekende landen, de Organisation Internationale de la Francofonie (OIF), spreken nu bijna 300 miljoen mensen Frans. Dat zullen er in 2050 700 miljoen zijn. 85 procent van hen woont in Afrika.
Slide 5 - Diapositive
Klas 3 loves Frans Quiz
20 vragen over de grammatica van vorig schooljaar. Wat weet je nog?
BONNE CHANCE!
Slide 6 - Diapositive
Q1: Wat is de stam van het regelmatige werkwoord "travailler"?
Slide 7 - Question ouverte
Q2: Wat is de tu-vorm van het werkwoord 'travailler'?
A
tu travaille
B
tu travailles
C
tu travaillons
D
tu travaillez
Slide 8 - Quiz
Q3: Nu nemen we het ww 'donner'. Wat is de nous-vorm?
A
nous donne
B
nous donnes
C
nous donnons
D
nous donnez
Slide 9 - Quiz
Q4: Wat betekent het onregelmatig werkwoord ALLER in het Nederlands?
Slide 10 - Question ouverte
Q5: Wat betekent de zin: Ils vont à Paris.
A
Zij gaan naar Parijs.
B
Je gaat naar Parijs.
C
Hij gaat naar Parijs.
D
Wij gaan naar Parijs.
Slide 11 - Quiz
Q6: Jullie hebben ook de onregelmatige ww AVOIR en ÊTRE gehad. Wat betekenen die?
Slide 12 - Question ouverte
Q7 Bij welk werkwoord horen deze vormen?
AVOIR (hebben)
ÊTRE (zijn)
Nous sommes
Je suis
Tu as
Vous avez
Ils sont
Elle est
On a
Nous avons
Il a
J'ai
Ils ont
Vous êtes
Slide 13 - Question de remorquage
Q8: Uit welke twee woordjes bestaat de ontkenning in het Frans (niet/geen)?
Slide 14 - Question ouverte
Q9: Wat is de plaats van de ontkenning? Je déteste les maths.
Slide 15 - Question ouverte
Q10. Welke vorm van het bijvoeglijk naamwoord is correct? La (grand) maison.
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes
Slide 16 - Quiz
Q11: Welke vorm van het bijvoeglijk naamwoord is correct? La jupe (rouge).
A
roug
B
rouge
C
rougees
D
rouges
Slide 17 - Quiz
Q12: Zie onderstaande bezittelijke voornaamwoorden. Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
mon
ton
son
ta
tes
mes
ses
ma
sa
Slide 18 - Question de remorquage
Q13: Welke klopt? mijn vader = .............................
A
ma père
B
mon père
C
mes père
Slide 19 - Quiz
Q14: Welke klopt? Haar kinderen = ................................