De Broglie veronderstelde als fotonen een impuls hadden.
Moest het omgekeerde ook waar zijn.
Deeltjes moesten dus ook een golflengte hebben.
Hij kreeg de nobelprijs voor
Het verschil lijkt minimaal maar dit was baanbrekend!
-------->
p=λh
λ=ph=m⋅vh
Slide 3 - Diapositive
Hoe kan het dat massaloze deeltjes impuls hebben?
E is de fotonenergie, het foton is massaloos!!
c = de lichtsnelheid
f = frequentie
h = constante van planck
p=λFOTONh=ch⋅f=cEFOTON
Waarom heeft röntgen een grotere impuls dan zichtbaar licht?
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Wat betekent dit concreet?
Deeltjes vertonen golfgedrag (omgekeerd ook dus), Compton en de Broglie.
Deeltjes vertonen interferentie, bij één voor één afvuren interfereren ze dus met zichzelf. waar die terecht komt dat weet je dus nier onbepaaldheidsrelatie --> 15.3
Observeren door welke spleet het elektron gaat levert een verstoring en doet het interferentie patroon verdwijnen.
Het atoommodel van Bohr klopt dus niet hierin veronderstellen we het elektron als deeltje waarvan de plek bepaalde lijkt. Het elektron gedraagt zich dus als golf.
Slide 6 - Diapositive
Overzicht !
= FOUT
Slide 7 - Diapositive
15.3 onzekerheid
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Onderstaande foto?
Slide 10 - Diapositive
Onzekerheidsprincipe.
Bij kleine voorwerpen (elektronen) kan impuls van fotonen (deels) worden overgedragen.
Omdat plaats en snelheid onzeker zijn heb je hierin altijd een bepaalde bandbreedte.
De onzekerheid in plaats is vaak de golflengte van het foton.
Indien de onzekerheid in plaats bekend is weet je ook iets over de onzekerheid in impuls (snelheid).
Slide 11 - Diapositive
De formule.
Onzekerheid in plaats en impuls: en
LETOP de dit geeft niet het verschil in maar de mate van onzekerheid. Stel
Dit betekent:
Δx=λ
Δ
Δx=1,0⋅10−9m
Δp
Slide 12 - Diapositive
Oefening.
Stel we willen van een rijdende auto (m= 1000 kg) de snelheid op 0,01 m/s nauwkeurig bepalen.
a. Bereken hoe nauwkeurig we de plaats kunnen bepalen in dit geval.
b. Herhaal dit ook voor een elektron (massa tabel 7B).