Kapitel 2- Intro (Les 1)

Kapitel 2 - Salzburg
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Kapitel 2 - Salzburg

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Was weiß ich über Salzburg?

Slide 3 - Carte mentale

9

Slide 4 - Vidéo

00:29
Wieviele Sterne hat das Hotel?
A
eins
B
zwei
C
drei
D
vier

Slide 5 - Quiz

00:40
Wieviele Zimmer hat das Hotel?
A
119
B
192
C
129
D
190

Slide 6 - Quiz

00:56
In welchem Stock isst er das Frühstück?
A
im dritten Stock
B
im vierten Stock
C
im ersten Stock
D
im sechsten Stock

Slide 7 - Quiz

01:35
Welchen Fluss fließt durch Salzburg?
A
Rhein
B
Donau
C
Salzach
D
Elbe

Slide 8 - Quiz

01:49
Welcher Komponist wurde 1756 in Salzburg geboren?
A
Chopin
B
Mozart
C
Bach
D
Beethoven

Slide 9 - Quiz

02:20
Was ist ein Aufzug? (Mann kann mit einem Aufzug hoch fahren)
A
een trap
B
een trein
C
een lift
D
een kabel

Slide 10 - Quiz

02:59
Welche Spezialität essen sie als Nachtisch (toetje)?
A
Eis
B
Kaiserschmarren
C
Apfelstrudel
D
Wiener Schnitzel

Slide 11 - Quiz

03:45
Was ist das Wahrzeichen von Salzburg?
A
die Festung Hohensalzburg
B
die Mozart-Museen
C
Hellbrunn
D
die Getreidegasse

Slide 12 - Quiz

04:52
Wie weit ist München von Salzburg entfernt? (verwijderd)
A
1 Stunde
B
2 Stunden
C
3 stunden
D
4 Stunden

Slide 13 - Quiz

Welcher Film wurde in Salzburg aufgenommen?
A
Pirates of the Caribbean
B
Werk ohne Autor
C
Sisi
D
Sound of Music

Slide 14 - Quiz

Wolfgang Amadeus Mozart
"Eine kleine Nachtmusik"
1787

Slide 15 - Diapositive

Mozartkugeln

Mozartkugels zijn bonbons met een kern van pistachenoten en marsepein. De buitenkant is van chocola. Ze zijn in 1890 bedacht door een banketbakker in Salzburg.

Slide 16 - Diapositive

An die Arbeit!!
Aufgabe 1, 2, 3 und 6 (vraag 1 t/m 5) auf Seite 52/53/54 
(15 minuten)

Slide 17 - Diapositive

De voltooid tegenwoordige tijd
vorm van haben of sein + voltooid deelwoord

Ik heb in Berlijn gewoond
Ich habe in Berlin gewohnt.


Slide 18 - Diapositive

Voltooid tegenwoordige tijd)

werkwoord haben en sein nodig

           Basisregel zwak werkwoord: ge + stam + t  

1) Ich habe ge-wohn-t  = basisregel

2) Ich habe ge- arbeit-et = stam -d of -t
3) Ich habe  studier-t = stam +t







Slide 19 - Diapositive

Uitzondering 
Bij werkwoorden zoals atmen, rechnen of regnen  eindigt  het voltooid deelwoord op -ET:
 GE + STAM + ET 

Bijvoorbeeld:
rechnen - Wir haben alles zusammen gerechnet.
regneb- Es hat den ganzen Tag geregnet.

Slide 20 - Diapositive

Selbständig arbeiten
Aufgabe: 7 + 8 und 9,  Seite 55

Slide 21 - Diapositive