Oefentoets

Thema 4: Regeling
Lesdoelen:
- Ik geef aan welke vragen ik heb genoteerd voor deze les
- Ik ga de vragen van de oefentoets maken
- Ik ga een leerplan maken voor mijn toetsen
- Ik pak mijn boek en aantekeningenschrift erbij


1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 4: Regeling
Lesdoelen:
- Ik geef aan welke vragen ik heb genoteerd voor deze les
- Ik ga de vragen van de oefentoets maken
- Ik ga een leerplan maken voor mijn toetsen
- Ik pak mijn boek en aantekeningenschrift erbij


Slide 1 - Diapositive

Huiswerk: vragen over thema 4
Noteer in de chat van teams de vragen die je voor deze les hebt opgeschreven.

Slide 2 - Diapositive

Aan de slag
Ga naar TEAMS Opdrachten
Maak de Oefentoets 4.1 t/m 4.4
Je hebt hier 30 min voor.
Gebruik geen hulpmiddelen behalve je aantekeningenschrift
Noteer in je aantekeningenschrift de onderwerpen die je nog uit je hoofd moet leren. (Omdat je het antwoord gokt of het verkeerde antwoord kiest)


timer
30:00

Slide 3 - Diapositive

Wat doen hormonen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
Zenuwen

Slide 4 - Quiz

Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg

Zenuwen

Slide 5 - Diapositive


A
1= prikkel 3= impuls
B
1= impuls 3 = prikkel
C
1= zintuigcel 3 = prikkel
D
1= zintuigcel 3 = impuls

Slide 6 - Quiz

Zintuigcellen maken van prikkels...
A
Prikkels
B
Impulsen
C
Warmte
D
Geur

Slide 7 - Quiz

Prikkels worden door zintuigen omgezet in impulsen en gaan via zenuwen naar de hersenen. Behalve tastzin. Die gaan van de huid via het ruggenmerg naar de hersenen.

Beide gaan na de hersenen via ruggenmerg naar spieren of klieren.

Slide 8 - Diapositive

Welke opmerking over impulsen is juist?
A
Impulsen laten zintuigen reageren.
B
Impulsen geven prikkels door aan de hersenen.
C
Impulsen kunnen ontstaan in zintuigen.
D
Impulsen gaan altijd naar spieren toe.

Slide 9 - Quiz

zintuig: neemt een prikkel waar 
zenuw: vervoert een impuls
prikkels: geluid, licht, geur etc.
impuls: een boodschap

Slide 10 - Diapositive

Drie functies zenuwstelsel
  1. Verwerken van impulsen van zintuigen 
  2. Regelen van bewegingen
  3. Regelt de werking van klieren

Een klier is een orgaan die bepaalde stoffen maakt. Denk aan een zweetklier, talgklieren of speekselklieren.

Slide 11 - Diapositive

het ruggenmerg bestaat uit
A
bloedvaten
B
zenuwcellen
C
kraakbeen
D
beenmerg

Slide 12 - Quiz

Zenuwcellen
Impulsen naar het centrale zenuwstelsel toe
begint (meestal) in een zintuig
cellichaam buiten het c.z. in zenuwknopen
Gevoelszenuwcel
Schakelcel
Bewegingszenuwcel
liggen helemaal binnen het c.z.
Veel korte uitlopers naar andere zenuwcellen
Impulsen van het centraal zenuwstelsel weg
Eindigt in een spier of een klier

Slide 13 - Diapositive

P geeft een uitloper aan.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Zenuwcel

Slide 15 - Diapositive

Zenuwcellen

- Cellichamen van zenuwen in het centraal zenuwstelsel 
- Uitlopers van zenuwcellen overal in het lichaam

Slide 16 - Diapositive

Zenuwstelsel
  • centrale zenuwstelsel = hersenen + ruggenmerg
  • perifere zenuwstelsel = zenuwen door je lichaam 


Slide 17 - Diapositive

Wat doen je hersenen?
  • Grote hersenen
    bewuste waarnemingen, bewuste bewegingen.
  • Kleine hersenen coördineren bewegingen.
  • Hersenstam
    onbewuste processen.

Slide 18 - Diapositive

Grote hersenen centra

Slide 19 - Diapositive

Kleine hersenen

Coördinatie van bewegingen

Slide 20 - Diapositive

Hersenstam
Verbindt hersenen met ruggenmerg.

Stuurt ook belangrijke levensfuncties aan:
  • hartslag
  • ademhaling
  • bloeddruk
  • temperatuur

Slide 21 - Diapositive

Ruggenmerg
Geleidt impulsen tussen zenuwen en hersenen

Slide 22 - Diapositive

Bekijk de afbeelding
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 23 - Quiz

Welke hersenen coördineren bewegingen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je een groep cellen bij elkaar die liggen in de grote hersenen?
A
Hersenstam
B
Kleine hersenen
C
Hersencentra

Slide 25 - Quiz

welk onderdeel word aangegeven met 1
A
1= hersenstam
B
3= hersenstam
C
2= hersenstam

Slide 26 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 27 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 28 - Quiz

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex

Slide 29 - Quiz

Bewuste reactie of reflex?
Je denkt er niet over na!

Slide 30 - Diapositive

Bij een kaakoperatie worden soms zware pijnstillers gebruikt, zoals morfine. Morfine is werkzaam in de hersenen. Daar houdt het impulsen tegen die pijnsignalen doorgeven.

Een zenuw in de kaak van een morfinegebruiker geeft dan wel of geen impulsen door.
A
wel
B
geen

Slide 31 - Quiz

Beinvloeding zenuwstelsel
Medicijnen, alcohol, drugs
Medicijnen (sommige pijnstillers en slaapmiddelen) maken suf
Alcohol hebben een verdovende werking op je hersenen
Drugs: verdovende, stimulerende en hallucinerende drugs
Alcohol en drugs zijn schadelijk, zeker voor jongeren.

Slide 32 - Diapositive

Belangrijke hormoonklieren
Eierstokken en teelballen
- geslachtshormonen 
Eilandjes van Langerhans
- insuline en glucagon regelen de hoeveelheid suiker in bloed
Bijnieren
- adrenaline versnelt de ademhaling, hartslag en werking van de spieren
4.5
Alleen bij de repetitie

Slide 33 - Diapositive

Het hormoonstelsel
Hormoonklieren
- geven seintjes door via bloed
- alleen doelorganen reageren op de seintjes
- het seintje activeert het orgaan
hormoonprocessen: seintjes langzamer dan via zenuwen en werking ook langer
4.5
Alleen bij de repetitie

Slide 34 - Diapositive

We hebben het over impulsen, zenuwen, hersenen en reflexen gehad. Wat begrijp je al, wat nog niet helemaal?
Welke vraag heb jij nog over het zenuwstelsel?

Slide 35 - Carte mentale

Huiswerk
Ga naar BVJ via SOM - Thema 4 Basisstof 4.1 t/m 4.5
Maak alles groen + noteer 3 vragen voor volgende les.
Wat vind jij lastig? Heb je vragen over de opdrachten?
Zijn er vragen die je hebt overgeslagen?
Welke had je goed? Waarom, welke niet? Wat kun je doen? Wat wil je weten?

timer
20:00

Slide 36 - Diapositive