H6 Woordenboek gebruiken

Nederlands 22-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Opstarten + controle aanwezigheid
  2. Planning deze week + reminder
  3. H6 Woordenschat: opzoeken in het woordenboek
  4. Zelfstandig werken
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 22-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Opstarten + controle aanwezigheid
  2. Planning deze week + reminder
  3. H6 Woordenschat: opzoeken in het woordenboek
  4. Zelfstandig werken

Slide 1 - Diapositive

Planning deze week
Maandag: oefenen met opzoeken in het woordenboek
Dinsdag: herhalen H4,5,6 Woordenschat
Donderdag: SO Woordenschat H4,5,6'


Theorieoverzicht komt vanmiddag in Teams

Slide 2 - Diapositive

Reminder
Alperen, Jiwara, Diyar, Jaylimaro, Haico, Lina, Vastilya, Sena, Emanuel 

Jullie hebben een herkansing voor het boekverslag. Zorg dat je dit voor 1 maart 23:59 uur inlevert. Lever je het te laat in? Dan blijft je huidige cijfer in Magister staan

Slide 3 - Diapositive


2 Een woordenboek gebruiken
Aan het eind van de les weet je hoe je het woordenboek moet gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Woordenboek
  • Tijdens het examen mag je een papieren woordenboek gebruiken. 
  • De woorden in het woordenboek noem je trefwoorden
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.

Slide 5 - Diapositive

Woordenboek
Vaak gebruiken we een woordenboek om de betekenis van woorden op te zoeken.

Maar in een woordenboek kan je nog meer informatie opzoeken.

Slide 6 - Diapositive

Waarom grammatica?
4. Om een woordenboek te gebruiken.

De regels van grammatica moet je kennen om een woordenboek goed te kunnen gebruiken. 

vb. Het woord haken. In een woordenboek vind je 3 betekenissen. Om een woordenboek te gebruiken is het dan handig als je weet wat een zelfstandig naamwoord is en wat een werkwoord is.

Slide 7 - Diapositive

Terug lezen
Verder lezen
Woordenboek gebruiken
Omschrijving zoeken
Tegenstelling zoeken
Bekend woorddeel zoeken
Synoniem zoeken
Voorbeeld zoeken
Manieren om een onbekend woorden te vinden in de tekst

Slide 8 - Question de remorquage

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 2

zeggen hoe iemand heet

Slide 9 - Diapositive

Woordenboek

Je kan het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek.


Je kan moeilijke woorden opzoeken in een woordenboek.

Als je op je device werkt, kun je altijd een online woordenboek gebruiken als je de spelling van een woord niet zeker weet.

Slide 10 - Diapositive

Werken met het woordenboek 2
In het woordenboek staat achter het trefwoord: 
–  hoe je het woord uitspreekt; –  welk lidwoord je moet gebruiken (het woordgeslacht); – hoe je het meervoud moet maken.

Slide 11 - Diapositive

woordenboek
Let hier dus op wanneer je de betekenis uit een woordenboek haalt. 
Een woord kan meerdere betekenissen hebben. 
De zin bepaalt welke betekenis je moet gebruiken.

Slide 12 - Diapositive

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 13 - Diapositive

OEFENING

In de volgende slides staan zinnen. Er is steeds een woord onderstreept. Je kent het woord wel, maar het woord heeft meerdere betekenissen.

 

Kies steeds de betekenis die in de zin past.

Slide 14 - Diapositive

De raad heeft besloten om een nieuwe weg
rond de stad aan te leggen.
_____
A
een groep mensen die een stad bestuurt
B
zonder omweg
C
meer dan één
D
iemand helpen bij problemen

Slide 15 - Quiz

Op het spreekuur van de dokter was het druk, omdat verschillende mensen ziek waren geworden na het eten van besmette zalm.
______________
A
doen zoals afgesproken
B
zonder omweg
C
meer dan één
D
iemand helpen bij problemen

Slide 16 - Quiz

Dit nieuwe fietspad gaat direct van Assen naar Beilen. dus je bent daar nu sneller.
______
A
doen zoals afgesproken
B
zonder omweg
C
(eerst) volgend
D
iemand helpen bij problemen

Slide 17 - Quiz

Na de overstroming werden de mensen opgevangen in een sporthal; ze krijgen eten en een slaapplaats.
_____________
A
doen zoals afgesproken
B
gebied
C
(eerst) volgend
D
iemand helpen bij problemen

Slide 18 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat ga je doen?
  1. Ga naar Magister --> Leermiddelen --> Nieuw Nederlands
  2. Je maakt het volgende: Woordenschat H6 (het woordenboek gebruiken) --> startopdracht + 1 t/m 5 

Deze opdrachten zijn af voor de les van morgen.

Slide 19 - Diapositive