3gb159

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Vorm van to be + hele werkwoord + ing

- I am speaking right now

- She is eating at the moment

- They are studying

Have/has + voltooid deelwoord 

- I have just watched a movie

- We have never flown before

- He has played fifa today

Present continuous

Present perfect

Present continuous

Iets wat je op dit moment aan het doen bent. Iets wat nog bezig is. 

To be + hele werkwoord + ing

(Eerste rijtje)

Present perfect

Iets wat in het nabije verleden is gebeurd of iets wat in het verleden is begonnen, maar niet uitmaakt wanneer. 

Have/has + voltooid deelwoord 

(Derde rijtje)

Present perfect continuous

Present perfect and present perfect continuous

Het gaat allebei over iets wat is begonnen/gebeurd in het verleden, maar wat nog steeds relevant is voor het heden

Schema

Present perfect: Have/has + voltooid deelwoord

Present perfect continuous: Have/has + been + hele werkwoord + ing

	Present perfect	Present perfect continuous
1. Activiteiten die in het verleden zijn begonnen en nog steeds voortduren	I have lived here since 2016 (a geen nadruk op tijdsduur )	I have been living in Liverpool for years now, but I have never seen a fox (b nadruk op tijdsduur )
2. Als de nadruk ligt op het resultaat van iets wat in het verleden is gebeurd	Dad is happy because he has found a new job. (a eenmalige gebeurtenissen )	Dad is tired because he has been working hard. (b dingen die langere tijd duren, vaker voorkomen of een gewoonte zijn)
3. Dingen die in het verleden zijn gebeurd, maar het is niet duidelijk of belangrijk wanneer precies	I have lost my keys.	-
4. Voor dingen die zojuist of kortgeleden zijn gebeurd	Our sound technician has just left.	-

Do exercise 5 and 6

Unit 1.2

Take 10 minutes

First 5 minutes in silence 

My sister ..... (to study) for three hours.

1. has been studying
2. has studied

Somebody ... (to eat) my cookies. There are none left.

1. has been eating
2. has eaten

Somebody ... (to eat) my cookies. There are only a few left.

1. has been eating
2. has eaten

She ... (to visit) Amsterdam.

1. has visited
2. has been visiting

She ... (to visit) Amsterdam, to see her grandmother.

1. has visited
2. has been visiting

I ... (to read) this book, but I am not finished yet.

1. have been reading
2. have read