Herhaling lezen H3 en H5

Herhaling lezen H3 en H5
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling lezen H3 en H5

Slide 1 - Diapositive

Moeilijke woorden
In een tekst kun je moeilijke woorden tegenkomen. Vaak vind je rondom het woord de betekenis of kun je de betekenis afleiden uit de tekst. 
Synoniem: een woord met dezelfde betekenis
Tegenstelling
Omschrijving
Voorbeeld

Slide 2 - Diapositive

De houten constructie in de speeltuin was onveilig, dus besloot de gemeente het bouwwerk te slopen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 3 - Quiz

De koninklijke familie maakt een rondrit in een landauer, een koets voor vier personen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 4 - Quiz

Schrijfdoelen en tekstsoorten
Een schrijver schrijft een tekst altijd met een doel
Een tekst kan meerdere schrijfdoelen hebben, maar er is altijd één hoofddoel
Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort

Slide 5 - Diapositive

Wat is het belangrijkste doel van nieuwsberichten?
A
informeren
B
uitleg geven
C
instructie geven
D
amuseren

Slide 6 - Quiz

Bedenk een tekstsoort die past bij het schrijfdoel uitleg geven.

Slide 7 - Question ouverte

Nieuwsberichten
Goede nieuwsberichten willen je informeren.
Om volledige informatie te geven, worden alle 5W+H-vragen beantwoord. 
Wie zijn er betrokken?                Wanneer is het gebeurd?
Wat is er gebeurd?                       Hoe is het gebeurd?
Waar is het gebeurd?                  Waarom is het gebeurd?

Slide 8 - Diapositive

Hoe weet je of een nieuwsbericht betrouwbaar is?

Slide 9 - Question ouverte

Publiek
Een schrijver schrijft vaak voor een publiek, een bepaalde groep mensen. 
De inhoud van de tekst en het taalgebruik worden hiervoor aangepast. Sommige onderwerpen zijn voor een specifiek publiek.

Slide 10 - Diapositive

Wat doet de schrijver met zijn taalgebruik om rekening te houden met zijn publiek?

Slide 11 - Question ouverte

Onderwerp, deelonderwerp, opbouw
Onderwerp: in één of een paar woorden waar een tekst over gaat. 
Deelonderwerp: in één of een paar woorden waar een deel van de tekst over gaat, bijvoorbeeld een alinea. 

Slide 12 - Diapositive

Uit welke drie delen bestaat een tekst?

Slide 13 - Question ouverte

Beeld en tekst
Vaak worden er afbeeldingen/ illustraties aan een tekst toegevoegd. Dit kan met een aantal doelen:
1. De tekst verduidelijken
2. Extra informatie toevoegen
3. De lezer nieuwsgierig maken 
4. De lezer iets laten doen
Soms moet je ook zelf een afbeelding kiezen. 

Slide 14 - Diapositive

Wat is belangrijk in een tekst?
De titel, inleiding en het slot van een tekst vertellen het meest over de hele tekst. 
Verder bevat elke alinea één belangrijkste zin: de kernzin.
Vaak is de kernzin de eerste, tweede of laatste zin. 

Slide 15 - Diapositive

Hoe is je gevoel over de komende toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage

Heb je nog een vraag?

Slide 17 - Question ouverte