Examen gesprekken 22/23

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2,3

Examen Gesprekken voeren

2F

Gesprek

Ik weet wat ik kan verwachten bij het examen Gesprekken voeren.

05

Het examen

• In drietallen;
• Voorbereiding tijdens het examen (10 minuten);
• Problemen bespreken en samen komen tot een oplossing of keuze;
• Eigen inbreng van elke gespreksdeelnemer;
• Duur: 7-12 min.

Beoordeling inhoudelijk

• Alle punten uit je eigen inbreng;
• Reageren op medekandidaten;
• Oplossingen of keuzes inbrengen;
• Samenvatting geven;
• Blijf bij het onderwerp;
• Zorg voor duidelijkheid, overzicht en structuur.

Beoordeling gespreksvaardigheid

• Actieve gesprekshouding;
• Op juiste wijze de beurt nemen;
• Gesprekspartners de ruimte geven;
• Miscommunicatie benoemen;
• Respectvol reageren. 

Aandachtspunten!

Zorg voor structuur en overzicht

      Maak dit duidelijk met behulp van signaalzinnen. 

             Bijvoorbeeld: 'ik denk dat dit punt nu duidelijk is, ik stel voor dat we doorgaan naar het                       bespreken van ...'

Aandachtspunten!

Zorg dat iedereen gelegenheid krijgt te spreken

     Nodig stillere gesprekspartners uit te spreken

              Bijvoorbeeld: 'ik heb jouw punt nog niet gehoord, zou je dat willen toelichten?'

     Corrigeer te dominante gesprekspartners

              Bijvoorbeeld: 'ik denk dat je mening nu duidelijk is, ik ben ook benieuwd wat de anderen                  daarvan vinden.'

Soorten vragen

• Gesloten vragen
• Open vragen
• Doorvragen
• Controlevragen

Afwisseling is belangrijk

Vind je dit een goed plan?

Wat vind je van dit idee?

Heb je het naar je zin bij de voetbal?

Hoe welkom voel je je op school?

Vind je fruit lekker?

Hoe denk je over de staking in het OV?

Hoe was je vakantie?

Ben je met het vliegtuig weggeweest?

Gesloten vraag

Open vraag

Opdracht

Voer een gesprek met een klasgenoot over je vakantie.

1. Stel 30 seconden alleen gesloten vragen.
2. Stel 30 seconden alleen open vragen.
3. Wissel van rol.

Doorvragen

Ingaan op wat de ander heeft gezegd door daar een vraag over te stellen. De vragen zijn altijd open.

Bijvoorbeeld:

Wat versta je onder ...?

Wat bedoel je met ...?

Hoe denk je daarover?

Controlevragen

Vragen om te controleren of je het goed hebt begrepen. Vragen zijn gesloten.

Bijvoorbeeld:

Heb ik je goed begrepen als ik zeg dat ...?

Kort gezegd bedoel je dat ...?

Opdracht

Voer een gesprek met een klasgenoot over je komende stage.

Voer 1 minuut een gesprek waarbij jullie beiden:

• 2 vragen stellen om door te vragen;
• 1 controlevraag stellen.

Oefenexamen

We bespreken het oefenexamen in de les.

Planning examens maken

... voor de aandacht deze les. 

Tot de volgende keer!