Fasequiz

Een faseovergang is wanneer een stof van de ene fase naar de andere fase gaat dmv afkoelen of verwarmen
A
Juist
B
Onjuist
C
geen idee
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Een faseovergang is wanneer een stof van de ene fase naar de andere fase gaat dmv afkoelen of verwarmen
A
Juist
B
Onjuist
C
geen idee

Slide 1 - Quiz

Rijpen is een:
A
Vaste stof
B
Fase
C
Gas
D
Faseovergang

Slide 2 - Quiz

Op de afbeelding zie je de waterkringloop.Welke faseovergang zie je bij nummer 2?
A
vloeibare fase
B
vaste fase
C
gasfase
D
overgangsfase

Slide 3 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van gasfase naar de vloeibare fase?
A
stollen
B
rijpen
C
condenseren
D
sublimeren

Slide 4 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van de vloeibare- naar de gas fase
A
conderseren
B
verdampen
C
stollen
D
smelten

Slide 5 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van de vaste- naar de vloeibare fase
A
smelten
B
verdampen
C
stollen

Slide 6 - Quiz

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke faseovergang zie je bij nummer 2?
A
naar de vloeibare fase
B
naar de vaste fase
C
naar de gasfase
D
overgangsfase

Slide 7 - Quiz

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke faseovergang zie je bij nr. 5
A
Naar de vloeibare fase
B
Naar de vaste fase
C
Naar de gasfase
D
Overgangsfase

Slide 8 - Quiz

IJzel is water in:
A
Harde vorm
B
Vaste fase
C
IJzel = ijs
D
Vloeibare fase

Slide 9 - Quiz

Regen is water in:
A
Natte vorm
B
Vloeibare fase
C
Regen = druppels
D
Vaste fase

Slide 10 - Quiz


In welke fase is kaarsvet van 100 K
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
fase wat is dat?

Slide 11 - Quiz

Sneeuw is water in:
A
Harde vorm
B
Vloeibare fase
C
Sneeuw = ijs
D
Vaste fase

Slide 12 - Quiz

In het plaatje zie je een voorstelling van een bepaalde stof met behulp van het deeltjesmodel.

In welke fase is deze stof?
A
de gasfase
B
de vaste fase
C
de vloeibare fase

Slide 13 - Quiz

Een ijsklontje.
Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast

Slide 14 - Quiz

(klik op het plaatje)
Het is -45 C welke fase heeft kwik?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen

Slide 15 - Quiz

(klik op het plaatje)
Het is 25 C welke fase heeft azijnzuur?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen

Slide 16 - Quiz

Bij de fase-overgang
rijpen gaat water van ...
rijp
A
vast naar vloeibaar
B
gas naar vast
C
vloeibaar naar vast

Slide 17 - Quiz

Hoe heet het van één keer van de gasfase overgaan naar de vaste fase?
A
Rijpen
B
Smelten
C
Sublimeren
D
Condenseren

Slide 18 - Quiz

Aceton heeft een smeltpunt van -95 °C en een kookpunt van 56 °C. Welke fase heeft Aceton bij 100 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 19 - Quiz

Aluminium heeft een smeltpunt van 660 °C en een kookpunt van 2467 °C. Welke fase heeft aluminium bij 1000 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 20 - Quiz

Condenseren is de fase-verandering:
A
Van gas naar vloeistof.
B
Van vaste stof naar vloeistof.
C
Van vloeistof naar gas.
D
Van vloeistof naar vaste stof.

Slide 21 - Quiz

Het smeltpunt van methanol is -90 graden en het kookpunt is 65 graden. Welke fase heeft het bij 20 graden?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 22 - Quiz

Aluminium heeft een smeltpunt van 660 °C en een kookpunt van 2467 °C. Welke fase heeft aluminium bij 1000 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 23 - Quiz

Met welke fase-overgang heb je te maken als de ruiten van een lokaal op een koude dag beslaan?
A
Verdampen
B
Bevriezen
C
Condenseren
D
Stollen

Slide 24 - Quiz