Oefenvragen fysiologie 2

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Op welk moment schrok deze persoon hevig?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 2 - Quiz

Welk van de onderstaande organen is geen hormoonklier?
A
De alvleesklier
B
melkklier
C
De maag
D
De nieren

Slide 3 - Quiz

Waar bevinden zich receptoren voor regeling Ca2+ waarden van het bloed?
(bij Binas)
A
in schildklier
B
in bijschildklier
C
zowel in schildklier als bijschildklier
D
zowel in schildklier als bijschildklier als nieren

Slide 4 - Quiz

Botten nemen extra calcium op door het hormoon (Binas)
A
PTH
B
calcitonine
C
adrenaline
D
testosteron

Slide 5 - Quiz

De volgende stoffen zijn antagonisten
A
insuline en glucogeen
B
adrenaline en glucagon
C
PTH en calcitonine
D
oestrogeen en progesteron

Slide 6 - Quiz

Bij IVF wordt bij de vrouw van te voren een hormoon toegediend. Daarmee wordt de natuurlijke hormonale regulatie versterkt. Welk hormoon is dit?
A
FSH
B
oestrogeen
C
progesteron
D
testosteron

Slide 7 - Quiz

Welk van de onderstaande hormonen
is een steroïd hormoon
A
oxytocine
B
insuline
C
oestrogeen
D
adrenaline

Slide 8 - Quiz

Welke klier geeft hormonen af
A
endocriene klier
B
exocriene klier
C
geen van deze klieren
D
beide klieren

Slide 9 - Quiz


nr 6
A
voegt vocht toe aan sperma
B
verzamelplaats voor sperma
C
verzamelplaats voor urine
D
zwelt op bij opwinding

Slide 10 - Quiz

Embryonale ontwikkeling, geef de juiste volgorde aan.
A
Zygote, blastula, morula
B
Zygote, foetus, morula
C
Morula, zygote, blastula
D
Zygote, morula, blastula

Slide 11 - Quiz

Oestrogenen
FSH
LH
Wat is de functie van de geslachtshormonen? 
(Tip: kijk in BiNaS 89A)
Progesteron
zorgt voor dikker worden baarmoederslijmvlies
zorgt voor de ovulatie en vorming geel lichaam
zorgt voor de rijping van het follikel
zorgt voor nog dikker worden baarmoederslijmvlies; remming LH en FSH

Slide 12 - Question de remorquage

Waardoor vindt transport van een eicel in een eileider plaats?

A
de eicel heeft een zweepstaart waarmee het kan "zwemmen"
B
de baarmoeder 'zuigt' de eicel naar zich toe door een soort vacuüm
C
door spierbewegingen van de eileider en trilhaarbewegingen op de binnenwand van de eileider
D
de eicel verplaatst zich met de bloedstroom

Slide 13 - Quiz

Wat gebeurt er met een eicel die niet wordt bevrucht?
A
De eicel wordt afgebroken en de resten worden opgenomen door de eileider
B
De eicel verlaat samen met de menstruatie, via de vagina, het lichaam
C
De eicel wordt 'vernietigd' in de baarmoeder
D
De eicel gaat weer terug naar de eierstok

Slide 14 - Quiz

Tijdens het transport door de eileider wordt het klompje cellen niet groter door klievingsdelingen. Leg uit dat het klompje cellen pas kan groeien nadat het zich heeft ingenesteld in het baarmoederslijmvlies.

Slide 15 - Question ouverte

Zijn bij een embryo van de mens de vruchtvliezen gevormd door de moeder of door het embryo?
En de navelstreng?
A
Zowel vruchtvliezen als navelstreng door de moeder.
B
De vruchtvliezen door de moeder en de navelstreng door het embryo.
C
De vruchtvliezen door het embryo en de navelstreng door de moeder.
D
Zowel vruchtvliezen als navelstreng door het embryo.

Slide 16 - Quiz

Twee uitspraken:
Mieke zegt: De navelstrengslagaders vervoeren bloed van het
kind af naar de moeder
Dave zegt: De navelstreng bevat 2 slagaders en 1 ader
Wie heeft gelijk?
A
beide hebben gelijk
B
Mieke heeft gelijk
C
Dave heeft gelijk
D
beide hebben ongelijk

Slide 17 - Quiz