4 HAVO Thema 2 BS 4 Zwanger

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Diapositive

Herhalen

Slide 2 - Diapositive

Voorkennisvragen Basisstof 4
1. Welke hormonen zorgen ervoor dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt?
2. Door wat worden deze hormonen gemaakt? 
3. Wat gebeurd er met een eicel na bevruchting? 


timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt de ontwikkeling van zygote tot baby toelichten
  2. Je kunt beschrijven hoe een zygote zich ontwikkelt tot meercellig organisme door differentiatie van de stamcellen
  3. Je kunt de fasen van geboorte benoemen en de kenmerken van iedere fasen toelichten

Slide 4 - Diapositive

Geslachtelijke voortplantig
Zaadcel + eicel
Versmelten
Bevruchting

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Hoe zat dat ook al weer bij de mens?
We spreken van bevruchting als:
A
Er een embryo is ontstaan
B
De kern van de zaadcel is versmolten met de kern van de eicel
C
er een zaadcel in de eicel is gekomen
D
bevruchting? dat is toch iets met vruchten...

Slide 7 - Quiz

Waar vindt bevruchting in de vrouw plaats?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Wat gebeurt er na bevruchting?

Slide 10 - Diapositive

Klievingsdelingen!
De eerste delingen nadat een eicel is bevrucht
Dit gebeurt in het bevruchtingsmembraan
Vinden in de eileider plaats
Cellen groeien dan nog niet (de cellen worden dus steeds kleiner!)

Slide 11 - Diapositive

Innesteling
Het klompje cellen nestelt zich in het baarmoederslijmvlies nadat het in de baarmoeder is aangekomen.

Slide 12 - Diapositive

Wanneer vindt de innesteling plaats?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de bevruchting
C
Na de bevruchting

Slide 13 - Quiz

Waar vindt de innesteling bij de mens plaats?
A
In de eierstok
B
In de eileider
C
In de baarmoeder

Slide 14 - Quiz

Hormonen zwangerschap
  1. Het ingenestelde klompje cellen (embryo) maakt HCG aan.
  2. HCG houdt het gele lichaam in stand.
  3. Het gele lichaam blijft progesteron aanmaken.
  4. Progesteron remt de aanmaak van LH en FSH.
  5. Progesteron houdt het baarmoederslijmvlies in stand (dik en klierrijk)


Slide 15 - Diapositive

Hormonen zwangerschap
  1. Gebrek LH/FSH voorkomt nieuwe menstruatie.
  2. Gele lichaam verdwijnt enkele weken later toch.
  3. Aanmaak HCG en progesteron wordt overgenomen door placenta.

Slide 16 - Diapositive

Welk hormoon wordt met 2 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 17 - Quiz

Welk hormoon wordt met 4 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 18 - Quiz

Bij een vrouw is het gele lichaam na 4 weken nog niet verschrompeld.
Wat betekent dat?
A
Ze is ongesteld
B
Ze heeft een eisprong
C
ze is zwanger

Slide 19 - Quiz

Welke twee hormonen zorgen voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies?
A
HCG en Progesteron
B
LH en FSH
C
Oestrogenen en HCG
D
Oestrogenen en progesteron

Slide 20 - Quiz

Een vrouw is zwanger, welk hormoon zal gedurende de zwangerschap meer van vinden
A
oestrogeen
B
progesteron

Slide 21 - Quiz


De afbeelding geeft schematisch de ontwikkeling van een eicel in de eierstok van een vrouw weer gedurende een bepaalde periode.
Is deze vrouw op tijdstip Q zwanger?
A
ja
B
nee
C
dat is niet uit de gegevens af te leiden

Slide 22 - Quiz

Welk hormoon zorgt er voor dat het baarmoederslijmvlies in stand blijft?
A
FSH
B
LH
C
Progesteron
D
Oestrogeen

Slide 23 - Quiz

Onder invloed van welk hormoon blijft het gele lichaam intact?
A
LH
B
Progesteron
C
Oestrogeen
D
HCG

Slide 24 - Quiz

Welke hormoon stimuleert de ontwikkeling de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken?
A
LH
B
FSH
C
oestrogeen
D
progesteron

Slide 25 - Quiz

2.4 Zwanger (Les 2)
Reflectie vorige les:
1. Welk hormoon wordt gemaakt door het gele lichaam?
2. Welk hormoon maakt het embryo?
3. Wat is de taak van het hormoon dat wordt gemaakt door het embryo?
4. Hoe noemen we de celdelingen vlak na bevruchting?


Slide 26 - Diapositive

Lezen: Celdifferentiatie en stamcellen (blz. 127 en 128)
1. Hoe komt het dat een hersencel en een botcel hetzelfde DNA heeft en toch zo verschillend zijn?
2. Hoe noem je het proces waarbij een cel zich gaat specialiseren in een bepaalde taak?
3. Beschrijf wat een stamcel is.
4. Wat is het verschil tussen een embryonale stamcel en een adulte stamcel?
timer
7:00

Slide 27 - Diapositive

Maak een keuze voor deze les:
Ik luister eerst graag naar een uitleg en ga daarna aan de slag met de leerdoelen
Ik ga zelfstandig aan de slag met de opdrachten in het boek
Ik ga oefenen met de meiose en mitose op biologiepagina.nl

Slide 28 - Sondage

Placenta
Navelstreng bevat bloedvaten --> verbindt embryo met placenta

Placenta: uitwisseling van stoffen door diffusie en actief transport

Tussen moeder en embryo

Slide 29 - Diapositive

Placenta
Voedingsstoffen en zuurstof gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo.

Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Ook ziekteverwekkers, sommige geneesmiddelen, alcohol, nicotine en drugs kunnen door de vliezen in de placenta heen.

Slide 30 - Diapositive

Embryo
Vruchtwater (bescherming embryo)

Zygote: bevruchte eicel
Embryo: vanaf week 2
Foetus: vanaf week 8

Slide 31 - Diapositive

Celdifferentiatie: uit stamcellen ontstaan gespecialiseerde cellen

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Indaling: door samentrekkingen van de baarmoederwand komt het hoofdje van de foetus in de bekkenholte te liggen

Slide 34 - Diapositive

Ontsluiting: door weeën (samentrekkingen van de baarmoeder) worden de baarmoederhals en de baarmoedermond wijder  vruchtvliezen breken vaak

Slide 35 - Diapositive

Uitdrijving: door persweeën komt het kind ter wereld

Slide 36 - Diapositive

Nageboorte: de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden uitgedreven.

Slide 37 - Diapositive

Stamcellen
  • Stamcellen kunnen nog veranderen in andere soorten cellen (differentiatie).
  • Embryonale stamcellen kunnen zich nog in ALLE soorten cellen ontwikkelen.
  • Adulte (volwassen) stamcellen kunnen zich enkel nog in een AANTAL soorten cellen ontwikkelen.
  • Voorbeeld: (Adulte) stamcellen in het beenmerg kunnen zich in verschillende type bloedcellen ontwikkelen.

Slide 38 - Diapositive

Oestrogenen
FSH
LH
Wat is de functie van de geslachtshormonen? 
(Tip: kijk in BiNaS 89A)
Progesteron
zorgt voor dikker worden baarmoederslijmvlies
zorgt voor de ovulatie en vorming geel lichaam
zorgt voor de rijping van het follikel
zorgt voor nog dikker worden baarmoederslijmvlies; remming LH en FSH

Slide 39 - Question de remorquage

menstruatie
ovulatie
progesteron
oestrogeen
gele lichaam
eierstok
follikel

Slide 40 - Question de remorquage

Vergelijk de volgende figuren en benoem de verschillen
Fig. 33
Fig. 37

Slide 41 - Diapositive

Welk hormoon wordt gemeten bij zwangerschap?
A
Oestrogeen
B
HCG
C
Progestoron
D
CJH

Slide 42 - Quiz

Wat is de beste beschrijving van een stamcel?
A
Cel waaruit na deling een gespecialiseerde cel kan ontstaan
B
Een cel met een bepaalde functie
C
Cel die zich deelt en twee dochtercellen vormt.
D
De cel van een boom.

Slide 43 - Quiz

Hoe vonden jullie deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Sondage

Wat vonden jullie van keuzevrijheid in de les?
Te weinig
Genoeg
Teveel

Slide 45 - Sondage

Voordelen van keuzevrijheid

Slide 46 - Carte mentale

Gevaren van keuzevrijheid

Slide 47 - Carte mentale

Aan de slag
Lezen
Basisstof 4: Zwanger

Maken:
Opdracht  38 t/m 44

Slide 48 - Diapositive