Luisteren h1 en faire

Le programme
  • S.O opgeven
  • Lire et écouter
  • Le verbe faire
  • De passé composé
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Le programme
  • S.O opgeven
  • Lire et écouter
  • Le verbe faire
  • De passé composé

Slide 1 - Diapositive

4 oktober s.o les 1

Slide 2 - Diapositive

Lire et écouter
l'exercice 5 à la page 22

Slide 3 - Diapositive

Faire = maken/doen
je fais = ik maak/doe
tu fais = jij maakt/doet
il fait = hij maakt/doet
elle fait = zij maakt/doet
nous faisons = wij maken/doen
vous faites = jullie maken/doen, u maakt/doet
ils/elles font = zij maken/doen

Slide 4 - Diapositive

Spiek op blz. 165

Slide 5 - Diapositive

Nous ... du sport.
A
faites
B
faisons
C
font
D
fait

Slide 6 - Quiz

L'élève ... ses devoirs.
A
font
B
faisons
C
fais
D
fait

Slide 7 - Quiz

Tu ... du tennis?
A
fais
B
fait
C
faisons
D
faites

Slide 8 - Quiz

Ils ... la cuisine.
A
fais
B
faisons
C
faites
D
font

Slide 9 - Quiz

Vous ... du hockey?

Slide 10 - Question ouverte

Je ... l'exercice.

Slide 11 - Question ouverte

Mes amis ... du foot.

Slide 12 - Question ouverte

Elle ... de la danse.

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal:
Ik maak mijn huiswerk.

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal:
Wij doen wiskunde.

Slide 15 - Question ouverte

Voltooide tijd =

Passé Composé




Ik heb gedanst. = J'ai dansé.

Slide 16 - Diapositive

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord

Slide 17 - Diapositive

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 18 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 19 - Quiz

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.

Slide 20 - Question ouverte

2. Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé. (parler = praten)             = Ik heb gepraat .
 On a chanté .(chanter = zingen)    = We hebben gezongen.                                  

Slide 21 - Diapositive

N'oublie pas: 
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 22 - Diapositive

Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR
DAN komt er een voltooid deelwoord!!!!
Nous avons joué.
Wij hebben gespeeld.

Slide 23 - Diapositive

Regardez bien!!!

Slide 24 - Diapositive


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 25 - Quiz

Hij heeft gepraat.
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Vidéo

De hond heeft gedanst.
A
Le chien a danse.
B
Le chien ont dansé.
C
Le chien dansé.
D
Le chien a dansé.

Slide 28 - Quiz

Vertaal:
Vous avez dansé.

Slide 29 - Question ouverte

Ik heb in Groningen gewoond.
A
J'ai habite à Groningue.
B
J'ai habité à Groningue.
C
Je suis habité à Groningue.
D
Je suis habite à Groningue.

Slide 30 - Quiz