B3 De evolutietheorie + B4 evolutie in populaties

De evolutietheorie
Havo 4
Thema 4
BS 3
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De evolutietheorie
Havo 4
Thema 4
BS 3

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
Leerdoel
  • Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.

Programma
  1. Feiten of fabels
  2. De evolutietheorie
  3. Zelf werken

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Evolutietheorieën
Creationisme:
  • de aarde en organismen zijn geschapen
  • sommige organen te ingewikkeld om  door evolutie te zijn ontstaan --> intelligente schepper
Lamarck (1744-1829):
  • eigenschappen veranderen tijdens leven individu
  • veranderde eigenschap wordt doorgegeven
Darwin (1809-1882):
  • On the origin of species (1859) --> evolutietheorie
Gregor mendel (1822-1884)

DNA bevat alle erfelijke eigenschappen
  • Voor het eerst ontdekt in 1871
  • Structuur pas ontdekt in 1953

Slide 5 - Diapositive

Neodarwinistische evolutietheorie
  • Genetische variatie
  • Mutaties
  • Selectiedruk
  • Natuurlijke selectie / survival of the fittest
  • Fitness
  • geologische isolatie

Slide 6 - Diapositive

Mutaties
  •  Toevallige veranderingen in het DNA van een organisme
  • Heel normaal, hele tijd door bij replicatie (kopiëren) van DNA
  • Mutaties hebben bijna nooit effect op organisme, maar:
  • Door mutatie op mutatie kunnen eigenschappen van organismen wel veranderen.
  • Drijvende kracht achter Evolutie!

Slide 7 - Diapositive

Evolutie
  • Verschillen in genotypen door mutaties --> ontstaan allelen --> genetische variatie

  •  Natuurlijke selectie = organismen met gunstige eigenschappen overleven en hebben meer kans om zich voort te planten dan organismen met 'ongunstige eigenschappen'

  • Survival of the fittest = Organismen die beter kunnen overleven, kunnen zich voortplanten. Hierdoor gaat een soort steeds beter passen in zijn omgeving

  • Overerving van de 'goede eigenschappen

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld van evolutie

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld van evolutie

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld van evolutie

Slide 11 - Diapositive

Evolutie
Selectiedruk = invloed van milieufactoren op genetische variatie.
  • hoger --> minder variatie
  • lager --> overleving voor iedereen makkelijker

Fitness = voortplanting geschiktheid doordat het organisme het beste is aangepast.
Fitness is afhankelijk van het milieu.

Adaptatie = aanpassing

Slide 12 - Diapositive

Het veranderen van een soort
  • Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (genetische variatie).
  • Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
  • Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
  • Na vele jaren zie je deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen).

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Evolutie laatste tijd?
Bijvoorbeeld de berkenspanner. Berkenbomen zijn wit, maar in vervuilde omgevingen worden de stammen zwart.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Soortvorming
  • geografisch:  doordat twee populaties van elkaar gescheiden worden
  • in zelfde gebied :
    geen voortplanting door mutaties, verschil baltsgedrag

Slide 18 - Diapositive

Oorzaken van reproductieve isolatie
Geografische isolatie.
Ontstaan van bergen
rivieren 
Flinke bosbrand
Ontstaan van eilanden bijv vulkanische


Slide 19 - Diapositive

geografische isolatie

Slide 20 - Diapositive

B4 Evolutie in populaties

Slide 21 - Diapositive


Veranderende allelfrequentie 

Seksuele selectie

B4 Evolutie in populaties

Slide 22 - Diapositive

Definities
  • Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortplanten

  • Genenpool: alle verschillende genen  die voorkomen in een populatie 




Slide 23 - Diapositive

Stel dat....
- Populaties zijn volledig gescheiden  
- Ze zijn groot genoeg
- Er treedt geen evolutie op
(allelen hebben dus geen specifiek voordeel) 

Dan blijkt dat de allelfrequenties
in populaties constant blijven 

(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)

Slide 24 - Diapositive

Sommige allelfrequenties zijn stabiel (bloedgroepen bij mensen).

Veel allelfrequenties worden beïnvloed door gebeurtenissen. 

De allelfrequentie kan veranderen

B4 Evolutie in populaties

Slide 25 - Diapositive

Evolutie
Mutaties zorgen voor nieuwe varianten van genen, vooral als deze dominant zijn zal snel worden geselecteerd op het  positieve/nadelige effect. 

Waarom bij vooral bij dominante allelen? 

Slide 26 - Diapositive

Evolutie
Als een eigenschap voordeel oplevert voor overlevingskans, zorgt natuurlijke selectie voor survival of the fittest 

In sommige gevallen levert een eigenschap alleen voordeel op voor de voortplantingskans,  dan spreken we van seksuele selectie

Slide 27 - Diapositive

Allelfrequentie sikkelcelanemie

Slide 28 - Diapositive

In heterozygote toestand (HbNHbS) verzooraakt het slechts een lichte vorm van anemie (bloedarmoede).
Sikkelcelanemie wordt veroorzaakt door het allel HbS.

Slide 29 - Diapositive

allelfrequentie
Geen selectie (bv. oorlelletje):
allelfrequenties blijven gelijk

Wel selectie (bv. sikkelcelanemie)
allelfrequenties veranderen

Slide 30 - Diapositive

In een populatie

Het veranderen van de eigenschappen van een populatie door selectiedruk heet adaptatie.

De allelfrequentie van het allel verandert.

Voorbeeld: de berkenspanner


Slide 31 - Diapositive

Evolutie van de Berkenspanner

Slide 32 - Diapositive

                               Berkenspanner

Na industriële revolutie
Wit : Zwart  1 : 20
Voor industriële revolutie
Wit : Zwart  20 : 1

Slide 33 - Diapositive

Opdracht
Beschrijf in de drie stappen van evolutie (variatie, selectie, overerving) de natuurlijke selectie bij de Berkenspanner. 

Slide 34 - Diapositive

Antwoord
- In de populatie berkenspanners komen zowel donkere als lichtere varianten voor (variatie)
- Op de donkere boomstammen (ontstaan door vervuiling) zijn de donkere berkenspanners slecht zichtbaar, zij worden door vogels minder opgegeten (selectie)
- De donkere berkenspanners hebben hierdoor een hogere kans op overleving en voortplanting, zij geven hun genen door aan de volgende generatie (overerving)

Slide 35 - Diapositive