Les 14 Herhaling toetsstof

Herhaling toetsstof H3
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling toetsstof H3

Slide 1 - Diapositive

§ 5 Woorden

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen: nieuwe woorden en afleidingen
25 nieuwe woorden

Slide 3 - Diapositive

Namen van landen en steden

Slide 4 - Diapositive

§ 7 Grammatica
Leerdoelen: Lange zinsdelen

Slide 5 - Diapositive

Stappenplan zin ontleden
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zin verdelen met streepjes
lijdend voorwerp

Slide 6 - Question de remorquage

Volgorde: pv, zinsdeelstrepen, wg, o en lv 

Slide 7 - Diapositive

Stappenplan ontleden
  1. Onderstreep de pv
  2. Zet zinsdeelstrepen
  3. Zet wg onder de werkwoorden
  4. Schrijf o onder het onderwerp
  5. Schrijf lv onder het lijdend voorwerp


Slide 8 - Diapositive

Altijd eerst de pv + wg zoeken! 
Onderwerp: vraag wie/wat + wg?
Lijdend voorwerp: vraag wie/wat + wg + o?

Slide 9 - Diapositive

§ 8 Spelling
Leerdoelen:

  • Voltooid deelwoord
  • Werkwoorden met be-, ge-, her-, ver- of ont-
  • Splitsbare werkwoorden
  • Voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden
  • Hoofdletters

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag 
Maak van de paragrafen 3, 5, 7 en 8 de "Test jezelf"
Maak van de te leren paragrafen in Talent online de 'Test jezelf'.
Magister > Leermiddelen > Ne -Talent MAX
§ 3.3 Lezen
§ 3.5 Woorden
§ 3.7 Grammatica
§ 3.8 Spelling

Slide 18 - Diapositive

Wat is de PV in de zin:
Jan haalt een kaas op de markt in Gouda.

Slide 19 - Carte mentale

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Verdeel de zin in zinsdelen.
Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Vaneker legt het onderwerp uit.
A
legt
B
Mevrouw Vaneker
C
uit
D
het onderwerp

Slide 21 - Quiz

Onze kat had een muis gevangen.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
onze kat
B
had
C
een muis
D
had gevangen

Slide 22 - Quiz

De dokter heeft de patiënt grondig onderzocht.
heeft onderzocht =
A
pv
B
ow
C
gez

Slide 23 - Quiz

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 24 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 25 - Quiz