7.1 - Wat voeren we uit?

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Terugblik 6.4

Slide 4 - Diapositive

Waar is zorgtoeslag een voorbeeld van?
A
Draagkrachtbeginsel
B
Solidariteitsbeginsel
C
Profijtbeginsel

Slide 5 - Quiz

Wat betekent proportioneel tarief?
A
Dat iedereen het zelfde bedrag aan belasting betaalt.
B
Dat iedereen evenveel inkomen heeft.
C
Dat iedereen het zelfde belastingtarief heeft.

Slide 6 - Quiz

Iemand zijn belastbaar inkomen is €20.000. Deze gene betaalt €10.000 aan belasting. Een ander zijn belastbaar inkomen is €30.000. Deze gene betaalt ook €10.000 aan belasting. Waarvan is hier spraken?
A
Progressief
B
Proportioneel
C
Degressief

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Als de export toeneemt, zorgt dat voor extra inkomsten. Wat is nog een ander positief gevolg van toenemende export.
A
Mensen starten nieuwe bedrijven
B
Inflatie
C
Werkgelegenheid stijgt
D
Mensen betalen meer belasting

Slide 11 - Quiz

Een Chinese toerist koopt hier in Nederland een bed. Is dit import of export?
A
Export
B
Import

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Het nationaal inkomen van een land is €10.000 miljard. De waarde van de export is in dat land €100 miljard. Hoe groot is de exportquote?
A
10%
B
1%
C
9.900 miljard
D
100 miljard

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Het verschil tussen een open en gesloten economie is dat ...
A
Een open economie minder overheidsbemoeienis heeft.
B
Een open economie veel handelt.
C
Een open economie veel meer importeert.
D
Een open economie meer contact heeft met het buitenland.

Slide 17 - Quiz

Van land A is de exportquote 30% en van land B is de exportquote 40%. Welk land heeft de meest open economie?
A
Land A
B
Land B

Slide 18 - Quiz

export

Slide 19 - Diapositive

Er zijn verschillende redenen waarom we importeren in Nederland. Wat is geen juiste reden?
A
Voor sommige landbouwproducten hebben we niet het juiste klimaat.
B
Producten kunnen in het buitenland goedkoper of van betere kwaliteit zijn.
C
Nederland ontvangt meer geld door te importeren.
D
Nederlandse consumenten willen meer keuze in producten.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Wat is export op de betalingsbalans?
A
Ontvangst
B
Uitgaven

Slide 22 - Quiz

Nederland heeft altijd een overschot op de betalingsbalans. Wat gebeurt er met het saldo op de betalingsbalans als de import stijgt?
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 23 - Quiz

Nederland heeft altijd een overschot op de betalingsbalans. Wat gebeurt er met het saldo op de betalingsbalans als er buitenlandse toeristen in Nederland op vakantie komen?
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 24 - Quiz

Nederland heeft altijd een overschot op de betalingsbalans. Wat gebeurt er met het saldo op de betalingsbalans als een Duitser een auto koopt uit Nederland?
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Stel dat de koers van de euro ten opzichte van de Turkse Lira stijgt. Wat is dan het juiste voorbeeld?
A
€1 = 3 Turke Lira verandert naar €1 = 4 Turkse Lira
B
€1 = 3 Turke Lira verandert naar €1 = 2 Turkse Lira

Slide 28 - Quiz

Als de koers van de euro stijgt, wordt importeren voor Nederland ...
A
goedkoper
B
duurder

Slide 29 - Quiz

Als de koers van de euro stijgt dan worden Nederlandse producten voor het buitenland ... waardoor onze export ... Wat hoort er op de 2 stippellijntjes?
A
duurder en daalt
B
duurder en stijgt
C
goedkoper en daalt
D
goedkoper en stijgt

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Lien

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive