Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Both, each, all, every, none.
Stepping Stones theme 3
Slide 1 - Diapositive
Wat betekent 'both' in het Nederlands?
Slide 2 - Question ouverte
Both
Vertaling: beide Gebruik bij twee personen, dieren of dingen.
Staat voor het zelfstandig naamwoord. Zelfstandig naamwoord staat in het meervoud.
Both girls admitted cheating on their tests.
Slide 3 - Diapositive
Wat betekent 'each' in het Nederlands?
Slide 4 - Question ouverte
Each
Vertaling: elke Gebruk je bij twee of meer personen, dieren en dingen. Staat voor het zelfstandig naamwoord. Zelfstandig naamwoord staat in het enkelvoud.
Each student passed the central exams.
Slide 5 - Diapositive
Wat betekent 'all' in het Nederlands?
Slide 6 - Question ouverte
Wat betekent 'every' in het Nederlands?
Slide 7 - Question ouverte
Wat betekent 'none' in het Nederlands?
Slide 8 - Question ouverte
All, Every, None
Vertaling:
All = alle/allemaal Every = iedere None = geen/niet een
Gebruik je bij drie of meer personen, dieren of dingen.
Slide 9 - Diapositive
All, Every, None
The suspect admitted to all charges.
A criminal burlged nearly every house in the street.
None of the missing jewels were recovered.
Slide 10 - Diapositive
Let op!
Each > nadruk leggen op individuele dingen.
Every > nadruk leggen op het geheel.
Each person in this classroom is 16 years old. There was police on every corner.
Slide 11 - Diapositive
She has seen ... show in which her daughter starred.
A
both
B
each
C
every
D
all
Slide 12 - Quiz
My mother reads ... of her children a book before they go to bed.