4.5 afweer

Doel vorige les



- kun je in een afbeelding de
delen van het hart en de aansluitende bloedvaten benoemen. 
- kun je de kenmerken en de functies noemen van het hart en de aansluitende bloedvaten. 
 

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Doel vorige les



- kun je in een afbeelding de
delen van het hart en de aansluitende bloedvaten benoemen. 
- kun je de kenmerken en de functies noemen van het hart en de aansluitende bloedvaten. 
 

Slide 1 - Diapositive

Wat doen je nieren?
A
Je nieren filteren je bloed. Ze halen de schadelijke stoffen eruit en de goede stoffen houden ze in je lichaam.
B
Je nieren filteren je bloed. Ze halen de goede stoffen uit je bloed en verwijderen die via de urine.

Slide 2 - Quiz

Bij mannen is de urine buis korter dan bij vrouwen?
A
Waar
B
Onwaar

Slide 3 - Quiz

Wat bewaart de urine?
A
De nierleiders
B
De nierslagader
C
De nierblaas
D
De nieraders

Slide 4 - Quiz

Dit vervoert urine vanaf de urineblaas tot buiten het lichaam
A
nieraders
B
nierslagaders
C
nierleiders
D
nierblaas

Slide 5 - Quiz

Hoe komt het dat je urine overdag vaak lichter is dan in de ochtend?
A
Je drinkt te weinig
B
Je drinkt overdag meer

Slide 6 - Quiz

Hoe vaak stroomt het bloed door je hart bij de grote bloedsomloop?
A
1 x: je hebt maar 1 hart
B
2x: eerst door de rechterkant, dan longen en daarna linkerkant van het hart.

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je het bloedvat naar je been?
A
beenslagader
B
beenader

Slide 8 - Quiz

Blz 233  
opdr 1 - 9+

Slide 9 - Diapositive

Doel deze les
 Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
- Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties. 



Slide 10 - Diapositive

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
Lichaamsvreemde stoffen: stoffen die niet in je lichaam thuishoren en waarvan je ziek kunt worden.
Je lichaam houdt het tegen:
  • met de huid
  • met de slijmvliezen in de luchtwegen
  • met zoutzuur in maagsap

infectie: ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen

Slide 11 - Diapositive

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
afweersysteem (immuunsysteem): bestrijdt ziekteverwekkers
antistoffen: stoffen die ziekteverwekkers onschadelijk maken
immuun: niet ziek worden, omdat witte bloedcellen meteen een antistof kunnen maken
Als een infectie het lichaam binnenkomt, gaat je afweersysteem aan de slag. Je witte bloedcellen worden erop uitgestuurd om de
ziekteverwekkers te vinden en te doden. 

Slide 12 - Diapositive

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
Je lichaam onthoudt de ziekteverwekker. Als deze weer binnenkomt ben je minder erg ziek en word je sneller beter. Je witte bloedcellen hebben antistoffen gemaakt. Deze maken de ziekteverwekker onschadelijk. 
Je bent immuun geworden. 

Slide 13 - Diapositive

Uitleg basisstof 5 'Afweer'
allergie: overgevoeligheid voor bepaalde
stoffen
allergische reactie: reactie van het
afweersysteem op de stof waar je
overgevoelig voor bent.

Je lichaam wordt rood, je krijgt jeuk,
een branderig gevoel e.d.

Slide 14 - Diapositive

Samen lezen en aan de slag
Blz 233 - 235 lezen
maken opdrachten 1 - 9 +
Begrippenlijst basisstof 5

Slide 15 - Diapositive

Wat zijn lichaamsvreemde stoffen?
A
Stoffen die je lichaam fijn vinden
B
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren.

Slide 16 - Quiz

Een rode cel valt de ziekteverwekkers aan.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 17 - Quiz

Een witte bloedcellen produceren antistoffen
A
waar
B
onwaar

Slide 18 - Quiz

De ziekteverwekker wordt in zijn geheel bedekt met antistoffen. Waarom?
A
Zo wordt ie meegenomen naar het hart
B
Zo wordt ie onschadelijk gemaakt
C
Zo wordt ie aangepakt door een rode bloedcel

Slide 19 - Quiz

De witte bloedcellen verlaten het bloedvat om vervolgens.....
A
te vervormen
B
een bloedplaatje onschadelijk te maken
C
weer het bloedvat in te gaan
D
om een lichaamsvreemde stof onschadelijk te maken

Slide 20 - Quiz

Waarom zijn ouderen minder vaak ziek?
A
omdat hun witte bloedcellen alle virussen en bacteriën onthouden en dus antistoffen hebben opgebouwd.
B
Ze zijn net zo vaak als kleine kinderen.
C
omdat hun afweersysteem niet goed werkt.

Slide 21 - Quiz

Wat is een allergie?
A
Je bent gevoelig voor bepaalde stoffen.
B
Je bent overgevoelig voor bepaalde stoffen.

Slide 22 - Quiz