Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Klimaatverandering
Paragraaf 4
Slide 1 - Diapositive
Hoe veranderen de klimaten in Europa?
- Wat gebeurt er met de temperatuur?
- Wat gebeurt er met de neerslag?
- Wat zijn de gevolgen daarvan?
Slide 2 - Diapositive
We weten: klimaat is een gemiddelde over 30 jaar.
Dat betekent dat klimaatverandering iets is dat over een lange periode gebeurt.
Slide 3 - Diapositive
Wat verandert er dan?
De temperatuur wordt hoger - tussen 1900 en nu bijna 2 graden.
De neerslag verandert - bij ons valt er meer, in de warmere gebieden steeds minder.
Slide 4 - Diapositive
Hoe komt het dat het klimaat nu zo snel verandert?
Slide 5 - Carte mentale
Verandering: iets van alle tijden
Het klimaat schommelt altijd:
soms is het heel heet geweest, soms waren er ijstijden.
De verandering gaat nu alleen heel snel.
Slide 6 - Diapositive
Is dat erg?
Voor sommige gebieden heeft het niet zoveel gevolgen.
Maar voor landen onder de zeespiegel (wij), landen die al heel droog zijn (Italië) of landen met veel sneeuw en ijs (Zwitserland) zijn er best grote gevolgen.
Slide 7 - Diapositive
Smelten van ijs
Effect bij de koude klimaten: minder sneeuw/ijs door het jaar heen, gletsjers worden kleiner.
Er kunnen meer planten groeien op bv. de toendra
Slide 8 - Diapositive
Meer smeltwater = hogere zeespiegel.
En: warm water zet uit, dus hogere temperatuur = ook hogere zeespiegel.
Slide 9 - Diapositive
Wat denk je dat er gebeurt met de droge gebieden in Europa?
A
Meer neerslag dan nu
B
Minder neerslag dan nu
C
Meer regen in de zomer
D
Geen verandering
Slide 10 - Quiz
De landen met het Middellandse Zeeklimaat zullen droger worden.
De grond wordt droger (verwoestijning) en er is minder water voor landbouw.
Het woestijngebied in Noord-Afrika (Sahara) zal zich verder uitbreiden richting Europa als het warmer wordt.
Slide 11 - Diapositive
Kortom:
Koude gebieden worden warmer
Droge gebieden worden droger
Gebieden onder de zeespiegel lopen meer gevaar
Slide 12 - Diapositive
Aan de slag!
Maak van paragraaf 6.4: 1 t/m 3, 5 t/m 7, 10
Gebruik de tekstjes uit het basisboek als dat in de opdracht staat (open het tabje Theorie naast de opdrachten)