Using a dictionary

Dictionary skills
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Dictionary skills

Slide 1 - Diapositive

Today's goals
  • You know how to look up words in a dictionary.
  • You know how a dictionary works.
  • You know when it's wise to use a dictionary. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Hoe gebruik je een woordenboek? 
Tips:
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.
  • Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  • Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.


Slide 5 - Diapositive

Stam van het woord

It was extremely  cold outside.     >   stam = extreme
She loved her new phone.            >   stam = love
That is unfair.                              >   stam = fair  
They are talking  too much.          >   stam = talk
We went home after class            >   stam = go


Slide 6 - Diapositive

Hoe 'lees' je een woordenboek?
  1. Het woord dat je moet opzoeken.
  2. De uitspraak van het woord. 
  3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
  4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord
  5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
  6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

a) Normale
b) Rare
c) Rommelig

Slide 9 - Diapositive

wat is juist?
A
normale
B
rare
C
rommelig

Slide 10 - Quiz

a) troebel
b) bodemloos
c) helder

Slide 11 - Diapositive

welke is juist?
A
troebel
B
bodemloos
C
helder

Slide 12 - Quiz

a) producten
b) papier
c) afval

Slide 13 - Diapositive

welke is juist?
A
producten
B
papier
C
afval

Slide 14 - Quiz

Grab your dictionary! 
You can find it in front of the class!

Slide 15 - Diapositive

Gebruik alleen je woordenboek.
Schrijf de definitie van "disingenuous" op.
timer
1:00

Slide 16 - Question ouverte

Gebruik alleen je woordenboek.
Schrijf de definitie van "unequivocal" op.
timer
1:00

Slide 17 - Question ouverte

Gebruik alleen je woordenboek.
Schrijf de definitie van "inconspicuous" op.
timer
1:00

Slide 18 - Question ouverte

Any questions?

Slide 19 - Diapositive

1. artery 2. revulsion 3. jug
4. fawn 5. twinkle 6. pitfall

timer
2:00

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Zoek de betekenis op van het woord
"ludicrously"
timer
1:00

Slide 22 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van het woord
"massively"
timer
1:00

Slide 23 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van de uitdrukking "clamp down"
timer
1:00

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Zoek de betekenis op van het woord
"to provide".
timer
1:00

Slide 26 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van het woord
"punished".
timer
1:00

Slide 27 - Question ouverte

Zoek de betekenis op van het woord
"pavement".
timer
1:00

Slide 28 - Question ouverte

Als het goed is kun je nu sneller een woord vinden in je woordenboek!

Slide 29 - Question ouverte