Les na de kerstvakantie 2023

Herzlich Willkommen!







Die Handys in die Handytasche bitte!
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen!







Die Handys in die Handytasche bitte!

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
1. Reden über die Weihnachtsferien?  Einige Sätze auf Deutsche  schreiben und üben. 
2. Dann ein kleines Gespäch mit mir über eure Ferien. 

3. Wiederholen/üben  Kapitel 1 und 2 
4. Anfangen mit kapitel 3
5. Hausaufgaben: 



Slide 2 - Diapositive

Die Weihnachtsferien sind wieder vorbei. Die Schule geht wieder an.... 
Hallo Kinder, schön euch wiederzusehen....
Ich hoffe,  ihr seid gut erholt nach den ferien und gespannt auf den Schulbeginn.
Aber lasst uns erstmal übr eure Erlebnisse sprechen. 
Was habt ihr denn in den Ferien gemacht?
Bilde und schreibe  einige (vier oder fünf)  Sätze in deinem Heft (auf Deutsch). --> Zie voorbeeldzinnen in Classroom

Slide 3 - Diapositive

Classroom
Ga nu naar Classroom: klik op voorbeeldzinnen na kerstvakantie en maak een aantal vraag en antwoord zinnen . Als je klaar bent, oefen je het met je buurman/buurvrouw.  Je hebt hier ongeveer 15 minuten voor.
Na het oefenen, vraag ik een aantal leerlingen om iets over zijn/haar kerstvakantie te vertellen. Dit gaat  ongeveer 15 minuten duren.

Slide 4 - Diapositive

Vervoeg de onderstaande werkwoorden (achterelkaar met 1 spatie ertussen)
(gehen) --> Maria ............. nach Hause.
(besuchen) --> Du ............... Amsterdam.

Slide 5 - Question ouverte

Vervoeg de onderstaande werkwoorden (achterelkaar met 1 spatie ertussen)
(heißen) ............... Sie Frau Yalcin?
(tanzen) Du ............. sehr gut.

Slide 6 - Question ouverte

Vervoeg de onderstaande werkwoorden (achterelkaar met 1 spatie ertussen)
(Hebben jullie) 🡪 ............. ihr zusammen gereist? !!!!! (let op)
(Hij heeft) 🡪 Er ............... sich noch nicht gemeldet.


Slide 7 - Question ouverte

Vervoeg de onderstaande werkwoorden (achterelkaar met 1 spatie ertussen)
(Bent U) .................. Sie noch in den Niederlanden?
(Hij is) Er ..................... 16 Jahre alt


Slide 8 - Question ouverte

Vertaal de onderstaande persoonlijke voornaamwoorden naar het Duits (achterelkaar met 1 spatie ertussen)

ik jij hij/zij/het wij jullie zij/u

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal de onderstaande getallen naar het Duits (achterelkaar met 1 spatie ertussen)

zeven vijftien twintig dertig

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal de onderstaande W- Vragen in het Nederlands (achterelkaar met 1 spatie ertussen)

waar wie waarom wanneer hoe

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal de lidwoorden. (schrijf ze achterelkaar met 1 spatie)
(de) ...... Katze
(een) ....... Katze

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal de lidwoorden. (schrijf ze achterelkaar met 1 spatie)
(de) ...... Mann
(een) ....... Mann

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal de lidwoorden. (schrijf ze achterelkaar met 1 spatie)
(het ) ...... Mädchen
(een) ....... Mädchen

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal de lidwoorden. (schrijf ze achterelkaar met 1 spatie)
(de) ...... Eltern
(geen) ....... Eltern !!!!

Slide 15 - Question ouverte

Weet je nog hoe je de voltooid tegenwoordige tijd in het Duits maakt van zwakke werkwoorden?
Wat is de hoofdregel ?
A
ge+stam+et
B
ge+stam+edt
C
ge+stam+t

Slide 16 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord als de stam van een werkwoord eindigt op een -t of -d?
A
ge+stam+et
B
ge+stam+edt
C
ge+stam+t

Slide 17 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord als de stam van een werkwoord eindigt op -ieren?
A
ge+stam+et
B
stam+t
C
ge+stam+t

Slide 18 - Quiz

Welche W-Fragewörter kennt ihr schon?
w..

Slide 19 - Carte mentale

Welke 2 hulpwerkwoorden heb je nodig om een voltooide tijd te vormen?
(....... und ...... )

Slide 20 - Question ouverte

Zwakke werkwoorden ken je nu al.
Op welke twee letters eindigt de voltooid deelwoord van sterke werkwoord altijd
-

Slide 21 - Question ouverte

Wie alt bist du?
vertaal "wie" in het Nederlands:

Slide 22 - Question ouverte

Wo wohnst du?
vertaal "wo" in het Nederlands:

Slide 23 - Question ouverte

Wohin gehst du?
vertaal "wohin" in het Nederlands:

Slide 24 - Question ouverte

Woher kommst du?
vertaal "woher" in het Nederlands:

Slide 25 - Question ouverte

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 26 - Question de remorquage

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wohnt
wohnen
wohnen
wohnt
wohne
wohnst

Slide 27 - Question de remorquage

Da haben wir Glück ...
A
gehat
B
gehad
C
gehabd
D
gehabt

Slide 28 - Quiz

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hat
hast
haben
haben
habe
habt

Slide 29 - Question de remorquage

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 30 - Question de remorquage

Die Zahlen bis 100
Was ist 21 und 45 auf Deutsch?

Slide 31 - Question ouverte

De tijd in het Duits
Vertaal: Het is tien voor twee

Slide 32 - Question ouverte

De tijd in het Duits
Vertaal: Het is kwart over vijf

Slide 33 - Question ouverte

De tijd in het Duits
Vertaal: half zes

Slide 34 - Question ouverte

Wanneer gebruiken wij de tijdsbepaling: im
A
Als je wilt zeggen in welke maand, seizoen iets gebeurd is
B
Als je wilt zeggen op welk tijdstip iets gebeurd is
C
Als je de tijdsduur wilt aangeven
D
Als je wilt zeggen op welke dag/dagdeel/datum iets gebeurd is

Slide 35 - Quiz

Wanneer gebruiken wij de tijdsbepaling: am
A
Als je wilt zeggen in welke maand, seizoen iets gebeurd is
B
Als je wilt zeggen op welk tijdstip iets gebeurd is
C
Als je de tijdsduur wilt aangeven
D
Als je wilt zeggen op welke dag/dagdeel/datum iets gebeurd is

Slide 36 - Quiz

Hoofdstuk 3
Neem hoofdstuk 3 voor je. 
- Leer eerst Lernbox 1
- Maak daarna uit Na Klar oef 1, 2 en 3

Slide 37 - Diapositive