past simple

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Past simple
Verleden
    Tijd 
Verleden tijd = past simple           Alles wat al is afgelopen

Slide 2 - Diapositive

NU

Slide 3 - Diapositive

        The boys climb up the tree.
        The boys climbed up the tree yesterday.
TT
VT
        De tweede zin staat in de verleden tijd. Door welk woord weet je dit?

Slide 4 - Diapositive

The boys climbed up the tree yesterday.

Door welk woord weet je dat deze zin in de verleden tijd staat?
A
boys
B
tree
C
yesterday

Slide 5 - Quiz

The girls talk during class

welke tijd is dit?
A
present simple
B
past simple

Slide 6 - Quiz

The girls talked during class

welke tijd is dit?
A
present simple
B
past simple

Slide 7 - Quiz

        The girls talk during class.
        The girls talked during class.
TT
VT
        Hoe weet je dat de ene zin in de tegenwoordige tijd en de andere in de verleden staat?

Slide 8 - Diapositive

The girls talked during class.

Er staat geen verleden tijd woord in de zin. Hoe weet je dat de zin in de verleden tijd staat?
A
raden
B
steen/papier/schaar
C
door naar het werkwoord te kijken

Slide 9 - Quiz

        The girls talk during class.
        The girls talked during class.
        The boys climb up the tree.
        The boys climbed up the tree yesterday.
       De regel is :  verleden tijd = werkwoord + ed

Slide 10 - Diapositive

       De regel is :  verleden tijd = werkwoord + ed
Werkwoorden die deze regel volgen noemen we:  Regelmatige werkwoorden

Slide 11 - Diapositive

UITZONDERING

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

           ww die eindigen op e → like / advise / arrive enz.
            I.p.v ed komt er alléén een d achter → liked / advised
  ww die eindigen op medeklinker + y → cry / try / study
  de y verandert in i + ed → cried / tried / studied 
  ww die eindigen op medeklinker + klinker + medeklinker
  → stop / plan / nod / sob
  de laatste medeklinker verdubbeld → stopped / planned

Slide 14 - Diapositive

Wat is de verleden tijd van
age (ouder worden)
A
ageed
B
aged

Slide 15 - Quiz

Wat is de verleden tijd van
play (spelen)
A
played
B
playyed
C
plaied

Slide 16 - Quiz

wat is de verleden tijd van
rub (wrijven)
A
rubed
B
rubied
C
rubbed

Slide 17 - Quiz

                 Zijn alle werkwoorden regelmatig????
Nee!! er zijn ook werkwoorden die de regel niet volgen. Die noemen we :  
             Onregelmatige werkwoorden            

Slide 18 - Diapositive

          Onregelmatige werkwoorden
ER
Er komt geen ed achter het werkwoord, het hele werkwoord verandert!

Slide 19 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden 15 tot en met 30

                                       vragen 3

Er komt géén ed achter het werkwoord, het hele werkwoord verandert!

Slide 20 - Diapositive

to do ----------    did       -------   done 
to fly ----------    flew     -------   flown
to go ----------    went    -------   gone
hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3
Het onregelmatige werkwoord staat altijd in een rijtje van drie

Slide 21 - Diapositive

1
 Het eerste rijtje = het hele werkwoord
                      (tegenwoordige tijd)
to do
to fly
to go
to eat

Slide 22 - Diapositive

   
       

                did
                flew
                went
                ate
    

2
Het tweede rijtje = de verleden tijd  (past tense)

Slide 23 - Diapositive




             done
             flown
             gone
             eaten
         
3
Het derde rijtje = voltooide tijd  (past participle)

Slide 24 - Diapositive

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to blow ---  blew ---  blown 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3
    hele werkwoord         verleden tijd       voltooid deelwoord

Slide 25 - Diapositive

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to Begin ---  began ---  begun 

hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3
    hele werkwoord           verleden tijd            voltooid deelwoord

Slide 26 - Diapositive