23.2 - futur proche - futur simple - conditionnel - toetsweek 2

BONJOUR ET BIENVENUE !
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR ET BIENVENUE !
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Bonjour au cours de français !



Au programme:
- Herhaling futur simple en futur proche
- Uitleg conditionnel
- Au travail ! 

Slide 2 - Diapositive

Les objectifs de ce cours
- Futur simple en de futur proche zit er echt goed in
- Je weet wat een conditionnel is 
- Je kunt de 6 onregelmatige werkwoorden vervoegen in de conditionnel 

Slide 3 - Diapositive

futur proche
toekomende tijd
 hetzelfde in het Nederlands
vorm van aller (gaan) + heel werkwoord
zorg dus dat je aller goed kent !

Slide 4 - Diapositive

exemples
ik ga lopen - je vais marcher
jij gaat praten - tu vas parler
hij gaat maken - il va faire
wij gaan dansen - nous allons danser
jullie gaan kijken - vous allez regarder
zij gaan wachten - elles vont attendre

Slide 5 - Diapositive

Le futur s.: onregelmatige ww. stam
  • Bij een aantal werkwoorden is de stam onregelmatig. Het is dus niet het hele werkwoord, maar alleen wat hier vet gedrukt staat:
  • être - je serai
  • avoir - j'aurai
  • faire - je ferai
  • aller - j'irai
  • prendre - je prendrai                           
  • venir - je viendrai

Slide 6 - Diapositive

Herhaling - Le futur simple - uitgangen
Werkwoorden op ir        - op er                   -op re
Je               choisirai          mangerai             prendrai
Tu               choisiras         mangeras            prendras
Il/elle/on  choisira           mangera              prendra
Nous         choisirons      mangerons         prendrons
Vous          choisirez         mangerez           prendrez
Ils                choisiront      mangeront          prendront

Slide 7 - Diapositive

Futur simple: Hoe ziet dat er dan uit?
Bij faire (=doen, maken) kan je in je boek zien dat de stam 'fer' is: de uitgang staat namelijk achter deze letters. 
Als je wilt weten hoe je zegt 'hij zal maken', ziet dat er zo uit:
Hij = il 
stam = fer 
uitgang bij 'il' = a
onderwerp + stam + uitgang --> il + + fer + a =       il  fera

Slide 8 - Diapositive

Nieuwe tijd: le conditionnel - wat is het
Gebruik je...
- Om iets beleefd uit te drukken --> zou je dat beter willen doen alsjeblieft = tu ferais
- Bij een voorwaarde                        --> áls... dan zou hij gaan = il irait
- Bij een veronderstelling               --> ik dacht dat hij zou gaan = il irait

Vertaal je met...        -->  Zou/zouden       (dus niet 'zal/zullen' zoals bij de futur simple).

Maak je door...           --> 1. zelfde manier als futur simple, maaar:
                                               2. uitgangen van imparfait


Slide 9 - Diapositive

Nieuwe tijd: le conditionnel - stam
  • Bij een aantal werkwoorden is de stam onregelmatig. Het is dus niet het hele werkwoord, maar alleen wat hier vet gedrukt staat:
  • être - je serais
  • avoir - j'aurais
  • faire - je ferais
  • aller - j'irais
  • prendre - je prendrais                           
  • venir - je viendrais

Slide 10 - Diapositive

Nieuwe tijd: le conditionnel - uitgangen
Werkwoorden op ir        - op er                   -op re
Je               choisirais         mangerais           prendrais
Tu               choisirais         mangerais           prendrais
Il/elle/on  choisirait         mangerait            prendrait
Nous         choisirions      mangerions        prendrions
Vous          choisiriez        mangeriez            prendriez
Ils                choisiraient    mangeraient       prendraient

Slide 11 - Diapositive

Le conditionnel - Hoe ziet dat er dan uit?
Bij faire (=doen, maken) weet je dat de stam 'fer' is. 
Als je wilt weten hoe je zegt 'hij zou maken, ziet dat er zo uit:
Hij = il 
stam = fer 
uitgang bij 'il' = ait
onderwerp + stam + uitgang --> il + + fer + ait =       il  ferait

Slide 12 - Diapositive

JE
TU
IL/ELLE/ON
NOUS
VOUS
ILS/ELLES
serait
irions
feraient 
prendriez
viendrais
aurais

Slide 13 - Question de remorquage

Wat is de stam van être

Slide 14 - Question ouverte

wat is de stam van aller

Slide 15 - Question ouverte

wat is de stam van venir

Slide 16 - Question ouverte

imparfait - vervoeg: faire - je
A
ferais
B
ferai
C
ferait
D
feriez

Slide 17 - Quiz

imparfait - vervoeg: être - nous
A
serait
B
seraient
C
serions
D
seriez

Slide 18 - Quiz

imparfait - vervoeg: venir - ils
A
viendrient
B
venait
C
veniraient
D
viendraient

Slide 19 - Quiz

Wat is de vertaling van:
ik zou hebben
timer
0:40

Slide 20 - Question ouverte

Si je pouvais sortir, j' ... chez mes
A
irai
B
allerais
C
allerai
D
irais

Slide 21 - Quiz

De futur simple en de conditionnel lijken dus veel op elkaar, alleen zijn de uitgangen anders. Kan jij ze onderscheiden? ...

Slide 22 - Diapositive

le conditionnel présent
le futur simple 
ils mettraient 
elles mangeront
vous sortiriez
nous danserons
je serais
tu partirais
Lars écrira

Slide 23 - Question de remorquage

Hoe vervoeg ik ''vous'' met ''être''
in de conditionnel?

Slide 24 - Carte mentale

Les devoirs  


- leer van ieder werkwoord de présent, futur simple en de conditionnel.


Slide 25 - Diapositive

Au revoir!

Slide 26 - Diapositive