Bespreken toets H2

Toets bespreken H2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Toets bespreken H2

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
  • uitleg toetsbespreking en openen van het formulier
  • invullen formulier, voorbereiding
  • bespreken toets
  • invullen rest van het formulier
  • inleveren formulier via teams
  • aan de slag met opdrachten bij H3

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze les:
... Weet je wat er goed ging en wat er minder goed ging op de laatste toets.
... Kun je een advies voor jezelf schrijven voor de volgende toets.

Slide 3 - Diapositive

Bespreken toets
Open teams, haal hier bij de opdracht toetsbespreking het formulier uit. 

Vul in Word de eerste kolom in, wat heb je gedaan om je voor te bereiden.

Slide 4 - Diapositive

Bespreken toets
Vul per vraag waar je niet de volledige punten voor hebt gehaald het schema in.

Heb je wel de volle punten, dan doe je bij die vraag niets. 

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 1: (R) (4p)
Geef de definitie (betekenis) van de volgende begrippen, noteer eerst het begrip op je antwoordblad

Landbouwoverschot: oogst die een boer niet zelf nodig heeft.
Oudheid: (Tijd van Grieken en Romeinen 3000v.Chr - 500 n.Chr.) tweede periode, tijd vanaf de uitvinding van het schrift.
Belasting: wat mensen moeten betalen aan de overheid.
Ambtenaar: iemand die in dienst is van de regering werkt.

per goed antwoord 1 punt in totaal 4 punten

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 2: (T2) (2p)
Hieronder staan drie soorten samenlevingen en twee veranderingen (A-E). Plaats deze in de juiste tijdsvolgorde, begin met wat er eerst kwam. Noteer alleen de letters.

E de samenleving van jager-verzamelaars
B het ontstaan van de landbouw
C de landbouwsamenleving
A het ontstaan van de eerste steden
D de landbouwstedelijke samenleving

alles goed 2 punten, 2 omgewisseld 1 punt.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 3: (T1) (3p)
gebruik de bronnen 1, 2 en 3.

Geef per bron aan wat het middel van bestaan van de mensen op de bron is.

Doe het zo: Het middel van bestaan van de mensen op bron 1 is…. (doe dit ook voor bron 2 en 3)

Slide 8 - Diapositive

bron 1: 
Het middel van bestaan van de mensen
op bron 1 is: ambachten
je ziet namelijk mensen dingen maken
met hun handen of met gereedschappen.

1 punt

Slide 9 - Diapositive

Bron 2
Het middel van bestaan van de mensen
op bron 2 is: Handel
Je ziet namelijk mensen goederen met elkaar ruilen.


1 punt

Slide 10 - Diapositive

Bron 3: 
Het middel van bestaan van de mensen
op bron 3 is: Landbouw
Je ziet mensen op het land werken.


1 punt

Slide 11 - Diapositive




Gebruik de vijf feiten (A-E) en de vier zinnen (1-4).
Noteer de cijfers van de zinnen en zet er telkens oorzaak of gevolg achter.

A De voorbereidingen voor een nieuw overstromingsseizoen begon bijna altijd op tijd.
B Door vruchtbare rivierslib was de grond rond de Nijl zeer geschikt voor landbouw.
C Egyptenaren hadden veel kennis van sterren en seizoenen.
D Elk jaar op een vaste tijd overstroomde de rivier de Nijl.
E In Egypte ontstond een bloeiende landbouw met voedseloverschotten.

.
1 Feit A is een oorzaak / gevolg van feit C.
2 Feit C is een oorzaak / gevolg van feit D.
3 Feit D is een oorzaak / gevolg van feit B.
4 Feit E is een oorzaak / gevolg van feit B.


4 goed = 2 punten
2-3 goed = 1 punt
Opdracht 4: (T1) (2p)

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 5: (T1) (2p)
De Egyptische godsdienst kent veel kenmerken.
Welke vier van onderstaande zinnen over de Egyptische godsdienst zijn juist?  Noteer de juiste letters. 

A De Egyptische godsdienst kende vier goden.
B Osiris was de zonnegod.
C De goden hadden allemaal hun eigen taak.
D De goden werden allemaal in beelden bij tempels afgebeeld als dieren.
E Egyptenaren maakten beelden van goden, omdat ze geloofden dat de god in het beeld aanwezig was.
F Mensen geloofden dat goden voor voorspoed zorgden.
G Egyptenaren geloofden in een leven na de dood.

4 goed = 2 punten , 2-3 goed= 1 punt

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 6: (I) (2p)

Lees bron 4
Leg uit dat deze bron goed past bij het sociale verschillen. Laat in je antwoord zien dat je weet wat sociale verschillen zijn en gebruik een voorbeeld uit de bron om aan te geven waarom deze bron daar een goed voorbeeld van is.

Deze bron past goed bij sociale verschillen, omdat deze bron laat zien dat er veel verschillen tussen mensen zijn in het oude Egypte. Een farao of een hoge ambtenaar krijgt bij zijn dood veel spullen mee, een gewone Egyptenaar krijgt een eenvoudige kist.

1 punt voor uitleg sociale verschillen, 1 punt voor uitleg aan de hand van de bron.

Slide 14 - Diapositive


Twee leerlingen praten over het eindigen van de prehistorie.
Leerling 1 zegt: ‘Het is logisch dat door de uitvinding van het schrift een nieuwe periode in de geschiedenis begint.’
Leerling 2 zegt: ‘Eigenlijk is het veel logischer om een nieuwe periode in de geschiedenis te laten beginnen bij het ontstaan van een landbouwstedelijke samenleving.’

Met welke leerling ben jij het eens? Leg je keuze uit met twee argumenten (redenen)

voorbeelden van goede argumenten

Ik ben het eens met leerling 1, want door het ontstaan van het schrift kregen we geschreven bronnen en weten we meer over de mensen die toen leefden.

Ik ben het eens met leerling 2, want door het ontstaan van steden en een nieuwe samenleving veranderde het leven van de mensen enorm.

2 punten, 2 argumenten en duidelijk kiezen voor leerling 1 of leerling 2
Opdracht 7: ( I ) (2p)

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 8: (I) (2p)

Lees bron 5
Hoe dachten Egyptenaren over de Nijl? Leg je antwoord uit met een bronelement (een voorbeeld uit de bron)

Egyptenaren dachten dat de Nijl iets goddelijks was. In de bron staat bijv. de Nijl die komt om aan Egypte leven te schenken.

2 punten, zonder gebruik van de bron geen punten.

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 9: (R) (2p)
Egyptenaren geloofden in het hiernamaals. ( een leven na de dood)
Noem twee dingen die Egyptenaren deden om te zorgen dat een dode goed kon doorleven in het hiernamaals.  

1. Egyptenaren mummificeerden hun doden zodat ze hun lichaam konden gebruiken in het hiernamaals.
2. Egyptenaren gaven de doden spullen mee om te gebruiken in het leven na de dood.       Per goed antwoord 1 punt, totaal 2 punten.

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 10: (R) (4p) 
Teken op je blad de piramide met de verschillende lagen die hoort bij de samenleving van de oude Egyptenaren. Noteer in elk vak in elk geval één groep die in dat vak hoort.

1. Farao en zijn familie
2. priesters, hoge ambtenaren en edelen.
3. Ambachtslieden, handelaren, lage ambtenaren.
4. boeren, landarbeiders en slaven.

Per goed antwoord 1 punt, totaal 4 punten

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 11: (T2) (2p)
Bekijk bron 6
Bij welk begrip uit dit hoofdstuk past deze afbeelding het best? Leg je antwoord uit.

Het begrip dat het beste past bij deze afbeelding is irrigatielandbouw, je ziet mensen op akkers werken met slootjes eromheen. 

1 punt voor het begrip, 1 punt voor de uitleg.

Slide 19 - Diapositive

Afronden:
  • in totaal kon je voor deze toets 27 punten halen, tel je punten na.
  • vul het laatste blokje van het schema in en lever het formulier weer in via teams.
  • werk zelfstandig verder met hoofdstuk 3

Slide 20 - Diapositive