dag 7 (do)

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema GELD en WERK

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolBeroepsopleidingLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema GELD en WERK

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Diapositive

afhangen van (ww)
  • bepaald worden door iets of iemand
  • scheidbaar werkwoord: het hangt af van, het hing af van, het heeft afgehangen van
  • Zin: Het hangt er van af hoe duur het kaartje is, of ik meega of niet.
  • Zin: Of hij zijn diploma behaalt, hang af van zijn cijfers.

Slide 2 - Diapositive

de boerderij
  • het gebouw waar een boer woont en werkt; er leven veel dieren
  • werk: akkerbouw / veeteelt
  • verkleinwoord: boerderijtje
  • Zin: Op deze boerderij houden ze kippen en varkens.
  • Zin: Mijn opa en oma woonden vroeger al op een boerderij, zij waren boer en boerin.

Slide 3 - Diapositive

het formulier
  • een lijst met vragen die je in moet vullen
  • open vragen
  • Zin: Als ik naar het ziekenhuis moet, moet ik eerst een formulier invullen.
  • Zin: Er ligt een stapel formulieren op mijn bureau, wie wil die even uitdelen?

Slide 4 - Diapositive

plukken (ww)
  • 1) bloemen of vruchten van bomen of planten trekken 
  • 2) de veren verwijderen van een vogel
  • werkwoord: zij plukt, zij plukte, zij heeft geplukt
  • Zin: In Spanje kun je sinaasappels uit de boom plukken.
  • Zin: Ik heb gisteren bloemen uit de tuin geplukt.

Slide 5 - Diapositive

de schuld
  • 1) de verantwoordelijkheid voor iets wat fout is gegaan
  • 2) het geld dat je nog moet betalen
  • Zin: Iedereen geeft mij de schuld, maar ik heb het niet gedaan.
  • Zin: Bijna iedereen die een huis bezit, heeft een grote schuld bij de bank.

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent :
afhangen
A
wordt niet bepaald door iemand
B
geafhangen
C
wordt wel bepaald door iets of iemand
D
is geen scheidbaar werkwoord

Slide 7 - Quiz

Waar wordt het woord:
plukken
goed gebruikt?
A
appels trek je uit de grond
B
fruit pluk je uit de boom
C
sla pluk je uit de boom.
D
veren uit een vogel plukken

Slide 8 - Quiz

Bij welke zin past het woord:
de schuld
A
ik moet je nog geld betalen
B
je hebt iets fout gedaan
C
ik heb niets fout gedaan
D
Oh nee, we hebben morgen weer school...

Slide 9 - Quiz

Voor wat heb jij wel eens een formulier in moeten vullen?

Slide 10 - Carte mentale

Zoek een foto van een boerderij met dieren

Slide 11 - Question ouverte

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Diapositive

Ik heb een ............... bij mijn ouders, zij hebben mij geld geleend.

Slide 13 - Question ouverte

In de zomer .......... ik fruit, dat is mijn bijbaan.

Slide 14 - Question ouverte

Het .............. van zijn cijfers .... , of hij overgaat naar een andere klas.

Slide 15 - Question ouverte

Heb jij dat ................... al ingevuld?

Slide 16 - Question ouverte

Op ..... .................. van mijn oom en tante, hebben ze koeien en geiten.

Slide 17 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
de boerderij, plukken (ww), de schuld, het formulier  en afhangen van (ww)


Slide 18 - Diapositive