Les 2.7

• Aardrijkskunde
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Welkom bij biologie 

Hoofdstuk 2 Basisstof 7

blz. 114

LAPTOP

Wat gaan we deze les doen

- Wat weet je nog van de vorige les

- Wat gaan jullie vandaag leren

- Samen de theorie doornemen

- Aan de slag met de opdrachten

- Samen sluiten we de les af

Wat weet je nog van de vorige les?

Quiz

9. Bladgroenkorrels komen in cellen van planten en dieren voor.

1. waar
2. niet waar

Wat is de functie van de celkern?

1. Geeft stevigheid aan de cel
2. Houdt water en opgeloste stoffen vast
3. Regelt de opname en afgifte van stoffen
4. Regelt alles wat er in de cel gebeurt

Welk onderdeel vind je niet in een cel van een hond, maar wel in een cel van een blad van een rozenplant

1. Bladgroenkorrels
2. Celkern
3. Celmembraan
4. Cytoplasma

Kijk goed naar de afbeelding.
Hoe heet deel 6?

1. de vacuole
2. de celkern
3. de celwand
4. het celplasma

Kijk goed naar de afbeelding.
Hoe heet deel 8?

1. de vacuole
2. de celkern
3. de celwand
4. het celplasma

Kijk goed naar de afbeelding.
Cel a is een ... cel

1. dierlijke
2. plantaardige

Kijk goed naar de afbeelding.
Cel b is een ... cel

1. dierlijke
2. plantaardige

Doel van de les

- Je kunt de stappen van de celdeling benoemen

De theorie

We nemen de theorie door

Denk aan:

- Zorg dat je goed meeleest

- Zorg dat je stil bent en focus hebt voor de les

2.7 Cellen delen

De buitenste laag van je huid bestaat uit dode cellen.

Elke dag verlies je miljoenen van deze cellen.

Maar ze zijn zo klein, dat je dat niet merkt.

2.7 Cellen delen

In je huid ontstaan steeds nieuwe cellen. Daardoor blijft het aantal cellen in je huid ongeveer gelijk.

Ook op andere plaatsen in je lichaam gaan cellen dood en ontstaan nieuwe cellen. De nieuwe cellen vervangen de dode cellen.

Ook om te groeien maak je nieuwe cellen.

2.7 Cellen delen

Uit een moedercel ontstaan 2 dochtercellen.

Na de celdeling gaan de dochtercellen groeien.

Dit heet plasmagroei.

De dochtercellen worden daardoor even groot als de moedercel.

Aan de slag met de opdrachten 

Opdrachten 1 t/m 6

Ben je klaar?

- Laat je werk aan de docent zien

- Kijk je werk zelf na

Iets voor jezelf doen:

Lezen, tekenen of een  puzzel op je eigen plek.

Tijdens het werken:

- Je bent stil aan het werk

- Steek je vinger op als je een vraag hebt

Hoe ging de les?