13.5 Het autonome zenuwstelsel vwo5 2025

13.5 Het autonome zenuwstelsel
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

13.5 Het autonome zenuwstelsel

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Neuron P geeft een neurotransmitter met een inhiberende werking af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

De drempelwaarde van neuron Q wordt niet bereikt.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

In neuron Q vindt geen ionentransport plaatst.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen 13.5
Je leert hoe je zenuwstelsel je lichaam beïnvloedt.
Je kunt het verschil uitleggen tussen het autonome en het animale zenuwstelsel.


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Animaal zenuwstelsel
Regelt vooral houding en bewegingen van het lichaam. 
Verwerkt impulsen van de 5 externe zintuigen: zien, voelen, horen etc.

Veelal bewust, soms ook onbewust (reflex)

Grote hersenen betrokken; kleine hersenen voor de coördinatie



Aansturing skeletspieren.

Slide 10 - Diapositive

Autonoom zenuwstelsel
Alle zaken die je zenuwstelsel regelt zonder dat je je hier bewust van bent: beïnvloeding van organen als darmen, hart, longen.
Grote betrokkenheid hypothalamus, hersenstam.
Aansturing gladde spieren (darmperistaltiek, bloedvatcontractie en -ontspanning. 
Autonome zenuwstelsel te verdelen in:
Orthosympathisch deel: in actie (fight-flight) Gaspedaal
Parasympatisch deel: in rust (rest and digest) Rempedaal

 


Slide 11 - Diapositive

Autonoom zenuwstelsel
Bestaat dus uit twee delen:

Orthosympatisch zenuwstelsel: actie

Parasympatisch zenuwstelsel: rust en herstel

Dubbele innervatie: Elk doelwitorgaan wordt geïnnerveerd door twee zenuwen uit het autonome deel van het zenuwstelsel
 


Slide 12 - Diapositive

Dubbele innervatie
Organen zitten gekoppeld aan zowel het parasympatisch als het orthosympatisch zenuwstelsel.

Parasympatische zenuwcellen geven acethylcholine af, orthosympatische zenuwcellen geven noradrenaline af. 


Slide 13 - Diapositive

Dubbele innervatie
Organen zitten gekoppeld aan zowel het parasympatisch als het orthosympatisch zenuwstelsel.




Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Organen gekoppeld via de grensstrengen  (sympatische ketens als een soort snelkoppeling).

+ verhoogt de hartslag
+ verhoogt de ademhaling
+ verhoging dissimilatie (om energie vrij te maken)
- remt (vertraagt) spijsvertering
Orthosympatisch zenuwstelsel- actiemodus

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Organen gekoppeld via zwervende zenuw=directere verbinding, dus meer verfijning en controle mogelijk!

+ stimuleert spijsvertering
+ bevordert assimilatie (vormen organische stoffen voor opbouw lichaam) voor rust en herstel
- remt (vertraagt) hartslag en ademhaling
Parasympatisch zenuwstelsel - rustmodus

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Zorgt voor productie van verteringssappen
A
Parasympatisch zenuwstelsel
B
Orthosympatisch zenuwstelsel

Slide 20 - Quiz

Wanneer je gespannen bent, heb je vaak een droge mond. Dit wordt veroorzaakt door je...
A
(Ortho)sympatisch zenuwstelsel
B
Parasympatisch zenuwstelsel
C
Animaal zenuwstelsel

Slide 21 - Quiz

Door welk deel van het zenuwstelsel wordt de doorstroming van het lichaam met bloed geregeld?
A
alléén door het sensorische deel van het animale zenuwstelsel
B
alléén door het orthosympathische deel van het autonome zenuwstelsel
C
alléén door het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel
D
door zowel het orthosympathische als het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel

Slide 22 - Quiz

Waar bevinden zich de meeste centra van het autonome zenuwstelsel?
A
in de kleine hersenen
B
in het ruggenmerg
C
in de hersenstam
D
in de grote hersenen

Slide 23 - Quiz

Een man loopt hard op een trimbaan. Tijdens het hardlopen raken de spieren van de man zwaar vermoeid. Na het hardlopen gaat de man thuis bij de televisie zitten en valt in slaap.
Heeft één van de beide delen van het autonome zenuwstelsel tijdens het slapen een grotere invloed op het functioneren van het ademhalingstelsel en bloedvatenstelsel dan tijdens het trimmen?
A
Ja, tijdens het slapen heeft het orthosympathische deel een grotere invloed.
B
Nee, de invloed van beide delen is tijdens het slapen en tijdens het trimmen gelijk.
C
Ja, tijdens het slapen heeft het parasympathische deel een grotere invloed.

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
Huiswerk: paragraaf 13.5 --> Opdracht 1 tm 9 









Slide 25 - Diapositive

neuronenschakeling
Onderstaande afbeelding geeft schematisch de schakeling tussen drie neuronen weer. In een experiment wordt op plaats Q neuron 2 geprikkeld waardoor er impulsen ontstaan. Kort na de toediening van de prikkel passeren er impulsen op plaats P en niet op plaats R.  Hoe kan dit?


Slide 26 - Diapositive

Op grond van dit resultaat worden de volgende beweringen gedaan:
1) in de synaptische spleet bij T wordt een inhiberende neurotransmitterstof afgegeven;
2) in de synaptische spleet bij S wordt een exciterende neurotransmitterstof afgegeven;
3) neuron 3 is sterker gehyperpolariseerd dan neuron 1. Welke bewering is juist?
A
1
B
2
C
3

Slide 27 - Quiz

reflexboog
In de bron is schematisch weergegeven op welke wijze enkele neuronen in een bepaalde reflexboog met elkaar zijn verbonden. Door uitrekking van spier P ontstaan impulsen in de vezel, verbonden met het spierspoeltje. Daarop volgt een reflex die de spier weer in de oorspronkelijke toestand brengt. In welke van deze synapsen en schakelingen wordt tijdens deze reflex exciterende neurotransmitter afgegeven? 

Slide 28 - Diapositive

In welke van deze synapsen en schakelingen wordt tijdens deze reflex exciterende neurotransmitter afgegeven?
A
1,2
B
1,3,5
C
1,2,3,4,5
D
3,5

Slide 29 - Quiz

Herstelreflex
In de afbeelding zie je schematisch een deel van de schakeling tussen het centrale zenuwstelsel en de buigspier en de strekspier in de rechter bovenarm weergegeven.

Een spierspoeltje is een zintuig dat op spanningsveranderingen in de spier reageert.

De cijfers 1 t/m 5 geven synapsen aan en de cijfers 6 en 7 schakelingen. 

Bij een korte, krachtige, reflexmatige samentrekking van de buigspier wordt de strekspier sterk uitgerekt. In reactie daarop trekt de strekspier zich samen: dit wordt de 'herstelreflex' genoemd. 

Slide 30 - Diapositive

vragen herstelreflex
  1. Kleur in bovenstaande afbeelding de zenuwcellen als volgt: Sensorisch = blauw, schakelcel = rood, motorisch = groen 2) 
  2. Trek in je afbeelding een lijn die aangeeft waar ongeveer de grens ligt tussen centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel 
  3. Er zijn twee zenuwen verbonden met de hersenen. Geef met een pijl aan in welke richting impulsen normaal door deze zenuw zullen lopen 
  4. Op welke van de aangegeven plaatsen 1 t/m 7 komen bij deze herstelreflex exciterende neurotransmitters vrij? 
  5. Verwacht je op plaats 2 een inhiberende of een exciterende neurotransmitter? Waarom?

Slide 31 - Diapositive