12/1/23 Herhaling thema 5 Gaswisseling en uitscheiding voor H5 met uitleg

Th5 Gaswisseling en uitscheiding
Herhaling en overzicht
Keuze:
  • deze lessonUP maken (link in Magister en in de ELO)
  • oefenen op www.biologiepagina.nl/5H/th5GaswisselingUitscheiding/oefenen
  • vragen stellen over oefenSE (was huiswerk)

1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Th5 Gaswisseling en uitscheiding
Herhaling en overzicht
Keuze:
  • deze lessonUP maken (link in Magister en in de ELO)
  • oefenen op www.biologiepagina.nl/5H/th5GaswisselingUitscheiding/oefenen
  • vragen stellen over oefenSE (was huiswerk)

Slide 1 - Diapositive

Het lichaam scheidt stoffen uit via:
A
De lever
B
De nieren
C
De lever en nieren
D
De lever, nieren en longen

Slide 2 - Quiz

Bij een astma-aanval trekken de kringspieren van de bronchiolen samen. Waardoor word je benauwd?

Slide 3 - Question ouverte

Longen

diffusie
vervoer zuurstof en koolstofdioxide
ventilatie (spieren!)
respirogram (dode ruimte)

Slide 4 - Diapositive

Antwoord
Door het samentrekken van de bronchiolen kan de lucht in het longblaasje minder goed ververst worden.

De diffusie van koolstofdioxide neemt af.
De concentratie koolstofdioxide in het bloed neemt toe.
Je wordt benauwd.
!! DE ADEMPRIKKEL IS KOOLSTOFDIOXIDE !!

Slide 5 - Diapositive

Zuurstof wordt in het bloed vervoerd door het rode eiwit hemoglobine:
Hb + O2 <-> HbO2
Naar welke kant verloopt deze reactie in de weefsels en wat verandert als de pH daalt?
A
Naar rechts, gaat sneller bij lagere pH
B
Naar links, gaat sneller bij lagere pH
C
Naar rechts, gaat langzamer bij lagere pH
D
Naar links, gaat langzamer bij lagere pH

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

zuurstof gaat van de longen naar de bloedvaten door..
A
osmose
B
diffusie

Slide 8 - Quiz

longblaasjes
longen
brochiën
brochiolen
luchtpijp

Slide 9 - Question de remorquage

CO heeft meer affiniteit met hemoglobine dan O2.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Bij rustig inademen gebruik je
A
middenrifspieren en buitenste tussenribspieren
B
alleen de middenrifspieren
C
alleen de buitenste tussenribspieren

Slide 11 - Quiz

Je ademt diep uit. Welke spieren span je daarvoor aan?
A
Buitenste tussenribspieren
B
Binnenste tussenribspieren
C
middenrif
D
spieren in je neus en mond

Slide 12 - Quiz

Oorzaak
daardoor:
daardoor:
Gevolg
Lucht stroomt naar buiten
Longen worden kleiner
Borstholte wordt kleiner
Middenrif ontspant

Slide 13 - Question de remorquage

bij inademen wordt de ruimte voor de longen groter hierdoor wordt de druk in de longen....
A
groter
B
kleiner

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Wat is de
vitale capaciteit?
Gebruik BiNaS!
A
1 + 2
B
2 + 3
C
3 + 4
D
3 + 4 +5

Slide 16 - Quiz

een volwassen persoon ademt in rust....liter lucht uit.
A
0,5
B
0,75
C
1
D
1,25

Slide 17 - Quiz

Ademvolume en ademfrequentie
In de wand van de aorta en de halsslagaders liggen chemoreceptoren. Deze zintuigcellen meten het CO2 gehalte van het bloed. Als het CO2 gehalte van het bloed te hoog wordt worden vanuit het ademcentrum in het Centrale Zenuwstelsel impulsen naar de ademhalingsspieren gestuurd.

Slide 18 - Diapositive

Onder invloed van het ademcentrum verwijden de spiertjes in de 1. bronchiolen/longblaasjes, hierdoor neemt 2. het ademvolume/de ademfrequentie toe
A
1. bronchiolen 2. ademvolume
B
1. bronchiolen 2. ademfrequentie
C
1. longblaasjes 2. ademvolume
D
1. longblaasjes 2. ademfrequentie

Slide 19 - Quiz

In welke van de afbeeldingen is het ademcentrum aangegeven?
A
Links
B
Midden
C
Rechts

Slide 20 - Quiz

Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water

Slide 21 - Question de remorquage

Waarom gaat een plant dood als hij zijn huidmondjes continu gesloten heeft?

Slide 22 - Question ouverte

Welke stof of stoffen scheidt de lever uit?
A
Water
B
Galzouten
C
Gal, ureum
D
Gal, ureum, water

Slide 23 - Quiz

Lever

bloedvaten: poortader, leverader, leverslagader
balans koolhydraten, vetten en eiwitten (ureum!)



Slide 24 - Diapositive

Leverader
Leverslagader
Poortader
Veel ureum
weinig ureum
Geen ureum

Slide 25 - Question de remorquage

De lever krijgt zijn zuurstof van..
A
de poortader
B
de leverslagader
C
de poortader en de lerverslagader

Slide 26 - Quiz

lever slagader
lever ader
poortader

Slide 27 - Diapositive

het maken van gal is de functie van de galblaas.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Poep is bruin omdat...
A
al het eten door elkaar heen bruin is
B
de enzymen van de darm bruin zijn
C
de lever bruin gekleurde afvalstoffen afgeeft.

Slide 29 - Quiz

Welke omzetting kan de lever niet uitvoeren?
A
Koolhydraten -> vetten
B
vetten -> koolhydraten
C
eiwitten -> vetten
D
Koolhydraten -> eiwitten

Slide 30 - Quiz

Nieren

Bouw en werking nefron
ADH

Slide 31 - Diapositive

Nierfunctie
Bloedplasma, mineralen en glucose 
( geen eiwit + geen rode bloedcellen)

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

waar komt de voorurine in terecht?
A
in de nefronen
B
in de nierkanaaltjes
C
in de blaas
D
in de urineleiders

Slide 34 - Quiz

Wat is terugresorptie?
A
Verplaatsen van nuttige stoffen van het bloed naar de voorurine
B
Verplaatsen van nuttige stoffen van de voorurine naar het bloed
C
Verplaatsen van afvalstoffen van het bloed naar de voorurine
D
Verplaatsen van afvalstoffen van de voorurine naar het bloed

Slide 35 - Quiz

BiNaS 85B.
Wordt natrium
teruggeresorbeerd?
A
Ja, want er zit minder natrium in urine dan in voorurine
B
Ja, want de natriumconcentratie in de voorurine is maar 1x groter ipv 70x

Slide 36 - Quiz

De urine buis en urine leider zijn andere woorden voor het zelfde deel van het lichaam.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

Welke stof zit wel in voorurine maar niet in urine?
A
ureum
B
Natrium
C
Calcium
D
Glucose

Slide 38 - Quiz

hoe werkt ADH?

Slide 39 - Diapositive

Je drinkt achter elkaar een liter water.
Wat gebeurt er daarna met de ADH concentratie van je bloed? En met de terugresorptie van water?
A
ADH gaat omhoog, terugresorptie water neemt toe
B
ADH gaat omhoog, terugresorptie water neemt af
C
ADH gaat omlaag terugresorptie water neemt toe
D
ADH gaat omlaag terugresorptie water neemt af

Slide 40 - Quiz

EPO
Bij de opbouw en afbraak van rode bloedcellen spelen nieren, milt, lever en het rode beenmerg een rol

Slide 41 - Diapositive

IJzer
EPO
Zuurstoftransport

Slide 42 - Question de remorquage

Huid

Bouw (BiNaS 87A)
rol warmtehuishouding
oppervlakte:inhoud

Slide 43 - Diapositive

Kun je de  verschillende nummers benoemen?
controleer in Binas.

Slide 44 - Diapositive

Je wordt geprikt door een mug. De mug zuigt bloed. Tot in welke huidlaag steekt de zuigsnuit van de mug?
A
hoornlaag
B
kiemlaag
C
lederhuid
D
onderhuids bindweefsel

Slide 45 - Quiz

Op welke manieren kan je huid warmteverlies tegengaan?
(er zijn er 2)

Slide 46 - Carte mentale

antwoord:
minder zweten
vernauwen van de bloedvaatjes in de huid.

Slide 47 - Diapositive

Welk dier verbrandt het meest om zichzelf warm te houden?
A
Een kleine kikker
B
Een grote kikker
C
Een kleine muis

Slide 48 - Quiz

Ik beheers de stof van H5 Gaswisseling en Uitscheiding
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Sondage

Klaar!
Vergeet niet te oefenen!

www.biologiepagina.nl/5h/gaswisseling/oefenen met oefentoetsen en oude examens
Oefen SE 52 (ELO)

SUCCES!!

Slide 50 - Diapositive