Signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

KWT

Lezen

Verveling

Rick was alleen thuis, maar hij verveelde zich. Hij wilde afspreken met vrienden, maar al zijn vrienden waren op vakantie. Hij wilde naar het park, maar het regende. Hij trok zijn jas aan, maar die was nat. Hij zocht zijn paraplu, maar die was kwijt. Hij besloot zonder te gaan, maar de wind was te sterk. Hij bleef thuis, maar hij verveelde zich. Hij zette de tv aan, maar er was niets leuks op. Hij pakte een boek, maar hij kon zich niet concentreren. Hij keek naar buiten, maar de regen stopte nog steeds niet.

Wat valt je op aan het verhaal?

Verveling

Rick was alleen thuis, maar hij verveelde zich. Hij wou afspreken met vrienden, maar al zijn vrienden waren op vakantie. Hij wilde naar het park, maar het regende. Hij trok zijn jas aan, maar die was nat. Hij zocht zijn paraplu, maar die was kwijt. Hij besloot zonder te gaan, maar de wind was te sterk. Hij bleef thuis, maar hij verveelde zich. Hij zette de tv aan, maar er was niets leuks op. Hij pakte een boek, maar hij kon zich niet concentreren. Hij keek naar buiten, maar de regen stopte nog steeds niet.

Signaalwoorden

• Verbanden tussen alinea's of zinnen
• Het geeft aan hoe de tekst is opgebouwd
• Verduidelijkt de tekst
• Voorbeeld:
  Ik ga elk weekend wielrennen. Met harde regen fiets ik niet.
  Ik ga elk weekend wielrennen, behalve als het hard regent.

Signaalwoorden

Welk signaalwoord pas in deze zin?

Dierendag is leuk voor dieren, ....... katten, honden en cavia's.

1. zoals
2. dus
3. daarom
4. en

De meeste dieren krijgen cadeautjes, ....... sommige dieren hebben dat geluk niet.

1. want
2. en
3. toen
4. maar

Welk verband geeft het signaalwoord aan?

Ze is gisteren gevallen maar ze heeft niet gehuild.

1. Voorbeeld
2. Tijd
3. Opsomming
4. Tegenstelling

De stoel, de gieter en de muur zijn allemaal groen.

1. Samenvatting
2. Voorbeeld
3. Conclusie
4. Opsomming

Nadat hij zijn tas had gevonden, pakte hij zijn fiets.

1. Voorbeeld
2. Tijd
3. Tegenstelling
4. Opsomming

Ik wil

1. Voorbeeld
2. Tijd
3. Tegenstelling
4. Opsomming