KGT 5.1 Energievoorziening

5.1 Energievoorziening



1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 11 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.1 Energievoorziening



Slide 1 - Diapositive

Energiebronnen leveren elektrische energie. 

Een elektrische energiebron noem je ook wel een spanningsbron. 

Je hebt verschillende spanningsbronnen zoals:

Slide 2 - Diapositive

Spanningsbronnen
Batterijen en accu's

Dynamo

Generator

Stopcontact
Chemische reactie
Bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie
Bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie
Waar komt deze elektrische energie eigenlijk vandaan?

Slide 3 - Diapositive

Generator

Slide 4 - Diapositive

Wat is GEEN spanningsbron?
A
Batterij
B
Stopcontact
C
Accu
D
Stekker

Slide 5 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van spanningsbronnen
A
Een waterkoker
B
het stopcontact
C
een batterij
D
Een spannende film

Slide 6 - Quiz

Welke van deze spanningsbronnen geeft 230V?
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
Generator

Slide 7 - Quiz

Energiecentrales
Een energiecentrale produceert elektrische energie

De meeste centrales verbranden 

Het verbranden van fossiele brandstoffen is 
FOSSIELE BRANDSTOFFEN
Steenkool
Olie
Gas
SCHADELIJK
Er ontstaat:
- Opwarming van grondwater
- Roetdeeltjes
- Co2 (koolstofdioxide); dit zorgt voor BROEIKASEFFECT

Slide 8 - Diapositive

Fossiele brandstoffen
- Aardgas
- Aardolie
- Steenkool

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Andere manieren om
energie op te wekken zijn:







Ga naar afbeelding 5.2 en lees dit door.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Groene energie

- Zonne energie
- Wind energie
- Water energie

Slide 14 - Diapositive

Groene energiebronnen
Voordelen: geen afval

Nadelen: de installaties zijn vaak duur in aanschaf, ook is de energiebron niet altijd beschikbaar. 

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
Kader

Maak opgaven 1 t/m 7

GT

Maak opgaven 1 t/m 7

Slide 16 - Diapositive

Energie vervoeren
Energietransport

Slide 17 - Diapositive

Wat moet je onthouden
  • Hoe wordt elektrische energie opgewekt bij een elektriciteitcentrale?
  • Wat voor spanning is nodig bij 
       verschillende punten van het 
       elektriciteitsnet?
  • Wat doet een transformator?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

0

Slide 20 - Vidéo

Welke volgorde klopt?
A
Condensor; generator; turbine; brander
B
Brander; condensor; generator; turbine
C
Brander; turbine; generator; condensor
D
Turbine; generator; condensor; turbine

Slide 21 - Quiz

Energieverlies
  • Als stroom door een kabel gaat, wordt de kabel warm.
          
 
  • Voor de minste energieverlies moet de stroom met een zo hoog mogelijke spanning worden vervoerd worden.
ENERGIEVERLIES
minder energie over voor de eindgebruikers

Slide 22 - Diapositive

Elektriciteitcentrale

Transformators



380kV
10kV
230 V

Slide 23 - Diapositive

0

Slide 24 - Vidéo

Waarom wordt de spanning verhoogd als het over lange afstanden vervoerd wordt?
A
Voor veiligheid
B
Om energieverlies te voorkomen
C
Om een frequentie van 50 hz te krijgen
D
Dat is wat apparaten nodig hebben

Slide 25 - Quiz

Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20 kV
B
380 kV
C
10 kV
D
230 V

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

0

Slide 31 - Vidéo

Aan de slag
Kader

Maak opgaven 14 t/m 17

GT

Maak opgaven 14 t/m 17

Slide 32 - Diapositive

Verbruik van energie

Slide 33 - Diapositive

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen

Afkorting: P 

Eenheid: watt (W)

Slide 34 - Diapositive

Energielabel
Energielabels maken het je makkelijk om te kiezen, want ze laten in één oogopslag zien welke apparaten, auto's en woningen zuinig omgaan met energie. 

Het energielabel is verplicht gesteld door de EU

Slide 35 - Diapositive

Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden. 

Slide 36 - Diapositive

Rendement






Wanneer je moet rekenen met rendement, maak een schetsje.

Slide 37 - Diapositive

Bij de verbranding van een bepaalde hoeveelheid benzine, komt in een automotor 500 kJ aan warmte vrij. Hiermee kan 200 kJ bewegingsenergie worden gemaakt. Wat is rendement van deze auto?
A
500 / 200 -> 2,5 %
B
200 / 500 -> 0,40 %
C
500 / 200 -> 25%
D
200 / 500 -> 40%

Slide 38 - Quiz

Een gloeilamp levert 20J aan warmte. Het rendement is 30%. Hoeveel energie wordt verbruikt?
A
20 x 0,30 --> 6,0 J
B
20 / 0,30 --> 67 J
C
20 x 0,70 --> 14 J
D
20 / 0,70 --> 29 J

Slide 39 - Quiz

Aan de slag
Kader

Maak opgaven 18 t/m 26

GT

Maak opgaven 18 t/m 27

Slide 40 - Diapositive

Klaar?
=
De volgende les maken we de opdrachten van 7.1 in je werkboek (K) of je leerwerkboek (B). 

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Vidéo

Fossiele brandstoffen
Voordelen: makkelijk te vervoeren en verbranden. 

Nadelen: versterkt het broeikaseffect, geeft luchtvervuiling, raakt op. 

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Vidéo

Slide 45 - Vidéo

Slide 46 - Vidéo

Hoe noemen we de energie die in een batterij zit?
A
Elektrische energie
B
Zonne energie
C
Bewegingsenergie
D
Chemische energie

Slide 47 - Quiz

Kernenergie
Voordelen: geen luchtvervuiling

Nadelen: gevaarlijk afval, gevaarlijk om mee te werken. 

Slide 48 - Diapositive

Zonnepanelen

Slide 49 - Diapositive

De windturbine

bewegingsenergie -> elektrische energie

Binnen in een windmolen zit een generator. 

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Vidéo

In Nederland maken we vooral gebruik van....
A
Waterenergie
B
Zonne energie
C
Windenergie
D
Kernenergie

Slide 52 - Quiz