Hoofdstuk 4 (les 1)

Hoofdstuk 4 (les 1)

vergaderen op het werk. 

Doelen

Je kunt een werkoverleg voorbereiden.

Je kunt actief meedoen aan een werkoverleg. 

Je kunt jouw mening geven. 

wat weet jij al over werkoverleg?

werkoverleg

Als je actief deelneemt aan een werkoverleg of vergadering, kun je samen het werk verbeteren. En de taken goed verdelen. 

Wat is een werkoverleg?

Een werkoverleg is een bespreking met collega's over het werk.

waarover gaat het overleg bijvoorbeeld. 

Een probleem op het werk. 

De verdeling van het werk over de medewerkers 

de planning van het werk. 

Werkoverleg

Elk werkoverleg heeft een agenda. Daarop staan de punten die worden besproken. Krijg jij de agenda van tevoren? Dan kun je alvast nadenken over de punten op de agenda. 

Wat doe je als leerling bij een werkoverleg?

• Je luistert naar informatie over nieuws en ontwikkelingen in het bedrijf. 
  
• Je praat mee over dingen die belangrijk zijn voor het werk. 
• Je denkt mee over hoe je een probleem op het werk kunt oplossen.
• Je brengt jouw ideeën en oplossingen naar voren. 
• Je luistert naar de ideeën en oplossingen van collega's. 
• Je geeft jouw mening. 
• Je luistert naar de mening van anderen. 
• Je besluit samen wat de beste oplossing of aanpak is. 
• Is er voor jou een klus of taak afgesproken? Dan schrijf je die op. Je doet de klus zoals afgesproken. 

Wat doet een voorzitter in een werkoverleg?

Wat doet de voorzitter? 

• De voorzitter heeft de leiding. 
  
• Hij zorgt dat het overleg goed loopt. 
• Hij vertelt wat er op de agenda staat. 
• Hij geeft mensen het woord. 
• Hij stopt discussies die te lang duren. 

Wat doet een notulist?

Wat doet de notulist?

• De notulist maakt een verslag van de vergadering. 
  
• Hij stuurt het verslag naar alle leerlingen. 

Wat doe jij als leerling met het verslag dat is gemaakt?

Wat doe jij als leerling met het verslag?

• Je leest wat er is afgesproken. 
  
• Je houdt je aan die afspraken 
• Staat er een taak bij die jij moet doen? Dan zorg jij dat die taak gedaan wordt. 

notulist

voorzitter

leerling

Ik vertel wat er op de agenda staat.

Ik zeg wat ik ervan vind.

Ik schrijf op wat de mensen zeggen. 

Ik luister naar de mening van anderen

Ik denk mee over een oplossing. 

Ik luister naar de oplossing van een collega

Ik praat mee over belangrijke zaken

Ik heb de leiding. 

Ik breng mijn ideeën naar voren. 

Ik maak het verslag. 

Opdracht. 

We houden een werkoverleg. 

We gaan een besluit nemen over de vraag: Mogen stagiairs bij het werkoverleg zijn? 

op 1 vel schrijven we wel op de andere niet. 

Bedenk samen zoveel mogelijk redenen voor stagiairs bij het werkoverleg. 

Bedenk samen zoveel mogelijk redenen voor stagiairs niet bij het werkoverleg. 

leerlingen krijgen na deze opdracht elk 5 stickers. Deze mogen ze plakken bij de argumenten die zij heel belangrijk vinden. 2 bij wat super belangrijk is. Wat ook belangrijk is plakken ze er 1. 

op welk vel staan de meeste stickers?

wat is jullie besluit. 

Ik kan een werkoverleg voorbereiden

😒🙁😐🙂😃

Ik kan actief meedoen aan een werkoverleg

😒🙁😐🙂😃

Ik kan mijn mening geven.

😒🙁😐🙂😃