§10 - bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

§10 - deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

1VWO / 1HAVO

Van een deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken.

Soms moet je een e achter het woord zetten. Spel het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk:

– verblinden – verblind (vd) – de verblinde (bn) automobilist (niet: verblindde)

– verblinden – verblindend (od) – het verblindende (bn) licht

– vergroten – vergroot (vd) – de vergrote (bn) foto (niet: vergrootte)

– vergroten – vergrotend (od) – de vergrotende (bn) brillenglazen

Soms moet je voor de uitspraak tt of dd schrijven:

 

– witten – gewit (vd) – de gewitte (bn) wand 

(niet: gewite)

Voltooide deelwoorden die op en eindigen, veranderen niet als je ze gebruikt als bijvoeglijk naamwoord: 

breken – gebroken (vd) – het gebroken (bn) sleutelbeen

Bij een hevige regenbui kan het water in een (bestraten) tuin nergens naartoe.

In de kapperszaak werd de
(rinkelen) telefoon niet opgenomen.

Een duiker wist de (verliezen) trouwring van Cyril op te vissen.

De (vallen) knikkers rolden over de vloer.

Op Twitter gonst het van berichten over een (spotten) zeearend.

De (ontleden) potvis wordt door wetenschappers onderzocht.

Ga nu naar de digitale methode van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaargezet bij 'planning'.