Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Tijdvak 4: Tijd van steden en staten.
1000-1500
4.2 Staten ontstaan
Slide 1 - Diapositive
Tijd van steden en staten
1000-1500
Slide 2 - Diapositive
Steden ontstaan als gevolg van landbouwvernieuwingen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
De komst van Willem de Veroveraar belemmert de groei van de landbouw in Engeland, omdat de lokale adel in opstand komt tegen Willem
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Door het ontstaan van nieuwe ambachten ontstaat ook de behoefte aan meer afzetgebied en groeien en ontstaan er nieuwe steden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Steden verbinden zich aan hun landheer en zijn bereid om een deel van hun handelsopbrengsten als belasting af te dragen in ruil voor stadsrechten, zo blijft het feodale stelsel in stand.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
weekmarkt - interregionale handel - autarkie - jaarmarkten - hanzesteden, staan hier in een logische wijze achter elkaar
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Het belang van de jaarmarkten nam af, door oorlogsgeweld en de daardoor toenemende onveiligheid. Handelaren ging zich anders organiseren namelijk in nijverheidsgilden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Brugge was het centrum van het Hanzeverbond, zoals Noord-Italië dat was voor de handel met Azië en Afrika
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
De komst en groei van steden had tot gevolg dat er meer vrijheid ontstond zowel voor de bevolking in de steden als op het platteland
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Koningen reageerden enthousiast op de groei van steden, omdat het feodale stelsel waarbij de landheer veel macht had afnam, waardoor de vorst een nieuwe en machtigere rol naar zich toe kon trekken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Binnen een stad bepaalden de rijkste handelaren / ambachtslieden de regels. Dit werd gecontroleerd door een onafhankelijke adviesraad om corruptie en vriendjespolitiek tegen te gaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Ik had alle vragen goed
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
nabespreken
4.1 opdr 5
Slide 14 - Diapositive
Staten ontstaan
steden en staten
1000 - 1500
Slide 15 - Diapositive
4.2 Staten ontstaan
leerdoelen:
1. Hoe vond de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk plaats en welke rol speelden de steden hierbij?
2. Hoe nam door staatsvorming de macht van de adel en het belang van het feodale stelsel af?
3. Waarom streefde de koning naar centralisatie en waarom probeerden de edelen en de steden dat tegen te gaan?
KA
17. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Programma
Terugblik (10 min.)
Uitleg: centralisatie en staatsvorming (10 min.)
Opdracht 1 (15 min.)
Slide 18 - Diapositive
Boer Kik ontdekt dat hij graan langer kan bewaren en daardoor sedentair kan gaan leven
Boer Caroline voelt zich aangetrokken tot het christendom. Helaas is het verboden en kan hij voor de leeuwen worden gegooid
Boerin Jayla moet dankzij de centralisatie zich aan dezelfde wetten houden als alle andere mensen en ook nog eens belasting betalen
Boerin Lynette moet elke dag hard werken en moet de helft van haar producten geven aan de heer. In ruil daarvoor wordt ze wel beschermd.
Boer Menno is vertrokken van het domein, omdat ze in de stad veel meer rechten kan hebben en kan gaan doen waar ze goed in is.
Boerin Hannah mag meebeslissen over alle belangrijken besluiten in zijn stadstaat
Slide 19 - Question de remorquage
Welke 4 woorden passen bij elkaar, onder welk verband?
Horigen
Leenheer
Politiek
gemeen
patriciërs
Economie
Stadsrechten
Herendiensten
Erfelijk
Eed van trouw
gilden
Domein
Slide 20 - Diapositive
Voorbeeld van een juist antwoord:
Feodale stelsel: Leenheer, Politiek, Erfelijk en eed van trouw
De linkerhelft van de klas kijkt naar het resultaat van de strijd tussen centralisatie en particularisme in Engeland (Lees kopjes 'Willem de veroveraar organiseert Engeland' en De Magna Carta')
Het midden van de klas kijkt naar het resultaat van de strijd tussen centralisatie en particularisme in Frankrijk (Lees kopjes ' Filips II Augustus', 'De Honderdjarige Oorlog' en 'Nieuw Frankrijk ontstaat')
De rechterhelft van de klas kijkt naar het resultaat van de strijd tussen centralisatie en particularisme in Duitsland (Lees kopjes: 'Stamvorsten worden Keurvorsten')
Geef een samenvatting van de strijd en geef aan wie er wint: Edelen of de vorst?
Slide 28 - Diapositive
Resultaten: Centralisatie vs. Particularisme
1. Engeland: Willem de Veroveraar succesvol in staatsvorming. Later onvrede onder edelen: Macht koning wordt ingeperkt met grondwet: Magna Carta. Winnaar: Edelen
2. Frankrijk: Koning introduceert belastingsysteem en ambtenaren. Krijg meer grip op bevolking en perkt macht edelen fors in. Winnaar: Koning
3. Duitsland: Heilige Romeinse Rijk verdeeld in veel delen. Stamvorsten kiezen keizer. Keizer wil macht uitbreiden, maar verliest die strijd.
Leg uit of de keurvorsten het liefst een zwakke of sterke keizer kiezen?
Slide 30 - Question ouverte
Opdracht 2)
Maak opdracht 7 uit je werkboek op blz. 84.
Overleggen mag fluisterend. Oortjes ook toegestaan.
Klaar? Ga aan de slag met de voorbereiding van 4.3
Slide 31 - Diapositive
Antwoorden opdracht 7
In de late Middeleeuwen kregen steden vaak (privileges) van de (koning) of van een (edelman).
Koningen streefden naar het verkrijgen van aaneengesloten grondgebied met een krachtig en stabiel bestuur (Staatsvorming) In de late Middeleeuwen kregen steden vaak (privileges) van de (koning) of van een (edelman). Dat krachtige bestuur is nodig om (belasting) te kunnen heffen om (kastelen) te bouwen en (oorlogen) te voeren. Koningen organiseerden het bestuur (efficiënter) en verminderden daartoe de macht van de (adel) en de (steden). De koning gaf, geholpen door (ambtenaren), leiding aan belastinginning, bestuur en (rechtspraak). Vanuit één hoofdstad (centralisatie) probeerden zij overal in het land op (eenzelfde) manier het land te regeren (uniformering) met overal dezelfde (wetten), (belastingheffing) en rechtspraak. De edelen en de (steden) hielden echter vast aan hun privileges, die de koning juist wilde (afschaffen).
Slide 32 - Diapositive
lesdoelen checken
lesdoelen:
1. Hoe vond de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk plaats en welke rol speelden de steden hierbij?
2. Hoe nam door staatsvorming de macht van de adel en het belang van het feodale stelsel af?
3. Waarom streefde de koning naar centralisatie en waarom probeerden de edelen en de steden dat tegen te gaan?
KA
17. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Slide 33 - Diapositive
Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor he therleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wered naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Ken je ze nog?!
Slide 34 - Diapositive
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 35 - Question ouverte
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen