Literatuur: beeldspraak en stijlfiguren

Beeldspraak en stijlfiguren
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Beeldspraak en stijlfiguren

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Paragraaf 111 Stijlleer
  • Theorie stijlfiguren en beeldspraak in literatuur

Slide 2 - Diapositive

Wat houdt stijl in? 
• Korte of lange zinnen;
• Veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden;
• Moeilijke of makkelijke woorden;
• Moderne of ouderwetse woorden;
• Veel of weinig (levendige) dialogen;
• Wel of geen opvallende stijlfiguren (herhalingen, tegenstellingen, overdrijvingen) of beeldspraak (vergelijkingen, metaforen, personificaties);
• Veel of weinig (ruimte)beschrijvingen.

Slide 3 - Diapositive

Stijlleer
Ook wel stilistiek

Slide 4 - Diapositive

Stijlleer
Taal als gereedschap om de inhoud zo verrassend mogelijk over te brengen
Eerder bij poëzie dan bij proza
Twee groepen:
  • stijlfiguren
  • beeldspraak

Slide 5 - Diapositive

Stijlfiguren
Herhaling = een woord of woordgroep wordt (vrijwel) ongewijzigd herhaald.
Anafoor = een woord of woordgroep aan het begin van de zin wordt herhaald. 
Drieslag = een uitspraak die uit drie delen bestaat. 
pleonasme = een vanzelfsprekende eigenschap van een begrip wordt nog eens extra (meestal overbodig) genoemd.
tautologie = eenzelfde begrip wordt meerdere malen met synoniemen uitgedrukt. 
Antithese = Tegenstelling
Eufemisme = Verzachtende uitdrukking
Hyperbool = Overdrijving
Paradox= Schijnbare tegenstelling.
Retorische vraag = Mededeling in vorm van vraag
Woordspeling= Woord of uitdrukking in twee betekenissen gebruiken.



Slide 6 - Diapositive

Stijlfiguren
Opsomming: vaak met een climax / anticlimax 
Understatement: tegenhanger van de hyperbool 
Chiasme: twee bij elkaar horende zinnen die spiegelbeeld van elkaar zijn. 
Alliteratie: beklemtoonde beginklanken zijn hetzelfde 
Assonantie: de klank van de klinkers in het midden is gelijk 
Volrijm: de laatst(e) beklemtoonde klinker is hetzelfde. 

Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden
Alliteratie: 
Heerlijk, helder, Heineken 
Kakelende kinderen 

Assonantie: 
Vele zeeën verdwenen onder de boten henen 
De stralende maan gaf een zachte gloed eraan  

Eindrijm: 
Sinterklaas kapoentje 
Gooi wat in mijn schoentje 

Slide 8 - Diapositive

Voorbeelden
  • Herhaling: 
Altijd november, altijd regen.
Altijd dit lege hart, altijd.
(J.C. Bloem)
- Anafoor: I have a dream... 
- Drieslag: veni, vedi, vici,
bloed, zweet en tranen 
geloof, hoop en liefde 

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden
  • Tautologie: 
Zult gij begrijpen kunnen, verstaan,
zal voor U op kunnen gaan
een groot aanschouwe, een inzien ....
- Pleonasme:
De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
In deze witte sneeuw heb ik een zonnebril nodig.
De grijze mist maakt de straat nog troostelozer.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden

  • Hyperbool:
Mijn hart was toegevroren,
Mijn tranen vloeiden niet meer.
Toen trof mij haar gloeiende blikstraal,
En de wateren ruischten weer.
(Piet Paaltjens)

Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden
  • Antithese:
Jong geleerd, oud gedaan. toen-nu, leven-dood, goed-kwaad
  • Paradox
Men behoeft niet te stelen om een dief te zijn. – Jasn Greshoff
Goed schrijven is schrappen



Slide 12 - Diapositive

Voorbeelden
  • Retorische vraag
En niet te vergeten/ (hoe ooit te vergeten?)/de honger – Riekus EWakowsky
  • Woordspeling
Hier ligt Gijs van Amerongen,/in de grond geen kwade jongen,
  C. Buddingh


Slide 13 - Diapositive

Voorbeelden
- Opsomming: 
Ik heb al vele steden bezocht: Amsterdam, Londen, Miami en uiteraard Nijmegen.  (anticlimax) 

Ik houd van je tot de maan, tot de zon, tot het einde van de melkweg en verder! (climax) 

Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden
Chiasme: 
Je kunt het kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit het kind? 
Eufemisme :
Amy Winehouse is niet meer onder ons.
Ik zit momenteel tussen twee banen in. 
Understatement: 
(Over Elon Musk) 'Hij is een beetje rijk'. 

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag 
Maak nu opdracht 2 p. 9. 

Klaar? Ga dan verder met opdracht 3, p. 10. 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Wat is het (beoogde) effect van beeldspraak?

Slide 18 - Question ouverte

Beeldspraak 
Schrijvers spreken vaak met beelden. Ze gebruiken woorden en zinnen die niet letterlijk bedoeld zijn maar figuurlijk.
Je moet zelf herkennen wat de schrijver écht bedoelt. Daarvoor moet je ontdekken wat letterlijk bedoeld wordt (object) met het figuurlijke woord (beeld). 
Zo kan je zeggen 'jouw kamer is een rotzooi',  maar het beeld 'zwijnenstal' is waarschijnlijk krachtiger. 

Slide 19 - Diapositive

Beeldspraak 
Beeldspraak is dus figuurlijk taalgebruik.
Twee typen:
  • Vergelijking = beeld en aanduiding staan naast elkaar. 
       --> wordt verbonden met als/is/van
  • Metafoor= datgene dat bedoeld wordt, is vervangen door een beeld.

Slide 20 - Diapositive

De vergelijking
  • Die man gedraagt zich echt als een beest! 
  • De jongens leken net een een kudde dieren.  
  • Die man is echt een beest! 
  • Jouw kamer lijkt wel een vuilnisbuilt

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Metafoor 
metafoor = alleen beeld aanwezig, het object ontbreekt. De lezer moet op basis van de context bepalen wat het object is. 

Aan de voet van de berg stond ze te wachten. 
beeld = aan de voet
object = aan de onderkant 
Voet en aan de onderkant hebben iets gemeenschappelijks (gelijkenis)! 

Slide 24 - Diapositive

Metafoor 
Twee bijzondere soorten:
  • Personificatie: een levenloze zaken krijgen menselijke eigenschappen toegeschreven.
De geur van het koren dat buiten speelt met de wind. – Guillaume van der Graft
  • Synthesie: indrukken van twee verschillende zintuigen worden gecombineerd.
Hij lachte rood en …. – Marnix Gijsen

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Cliché
Soms worden uitdrukkingen of gezegdes zo vaak gebruikt, dat het afgezaagd is geworden. Dan is het een cliché. Dichters proberen zo min mogelijk clichés te gebruiken, maar juist origineel te zijn.
Voorbeelden:
  • schitteren door afwezigheid
  • als paddenstoelen uit de grond schieten
  • op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging

Slide 28 - Diapositive

Deze wijk heeft te maken met probleemjongeren.
A
paradox
B
eufemisme
C
hyperbool
D
antithese

Slide 29 - Quiz

Wat is geen cliché?
A
Als een kip zonder kop
B
Als warme broodjes over de toonbank gaan
C
De aap komt uit de mouw
D
De aap komt uit het water

Slide 30 - Quiz

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 31 - Quiz

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor
D
-

Slide 32 - Quiz

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
-

Slide 33 - Quiz

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 34 - Quiz

‘Dat had je nou niet hoeven doen’. (verjaardag)
A
eufemisme
B
hyperbool
C
ironie
D
cliché

Slide 35 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak? 'Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.'
A
personificatie
B
vergelijking
C
metafoor
D
-

Slide 36 - Quiz

Welke vormen van beeldspraak herken je?
Welke vormen van beeldspraak herken je in het volgende lied?
goed luisteren:-)

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

Pastorale - Liesbeth List en Ramses Shaffy

Noteer in je eigen woorden waar het lied over gaat.
Leg uit waarom je dat denkt.
Is er sprake van beeldspraak?

Weer goed luisteren!

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Opdracht
Zoek een Nederlandstalig lied waar beeldspraak en/of stijlfiguren in voorkomen.
Kopieer de tekst
onderstreep/arceer de stijlfiguren of beeldspraak  
noteer welke variant het is.
Lever in in Classroom

Slide 41 - Diapositive